= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
*
wikipedia
*
dbnl
*
iisg
*
schrijversprentenboek
Volgende week wordt de
VSB-poëzieprijs uitgereikt. Maar wie zou de prijs krijgen als het weer 1915 was? Deze week aandacht voor vijf in dat jaar verschenen bundels, met aan het eind een verkiezing van de beste. Vandaag als vierde
Het feest der gedachtenis van Henriëtte Roland Holst.
Henriëtte Roland Holst schreef tijdens haar lange leven een omvangrijk oeuvre bij elkaar. Veel poëzie en toneel, maar ze publiceerde ook over politiek en maatschappelijke kwesties. Ze was communiste – de vertaling van
De Internationale is van haar hand – en later socialiste, en hoewel ze een afkeer had van de vrouwenbeweging (die haar te bourgeois was) wel degelijk ook feministe.
Haar werk was populair. De critici hadden een hoop aan te merken op de vorm van haar gedichten, maar hadden haar toch hoog zitten, en ook het publiek waardeerde haar werk, blijkbaar ook omdat het
zo 'gevoeld' was - wat ergens opmerkelijk is omdat haar stijl en haar toon heel rationeel en beredeneerd zijn. Wellicht dat haar innerlijk vuur, de liefde voor de (arbeidende) medemens en haar geloof in een betere (socialistische) toekomst haar lezers aanspraken.
Net als die andere genomineerde bundel,
Het zichtbare geheim van Verwey, dwingt Roland Holsts in 1915 verschenen
Het feest der gedachtenis alleen al door de omvang respect af: 240 bladzijden met twee keer vier zangen die allemaal met elkaar samenhangen – je kunt verdedigen dat het hier één lang gedicht betreft. Het gaat over de rol van de vrouw in de maatschappij, en vooral ook de rol die van haar verwacht wordt om tot die betere, socialistische toekomst te komen. In het tweede deel bezingt ze drie grote voorgangsters van de vrouwenbeweging: Mary Wollstonecraft, Louise Michel en Jekatarina Bresjkovskaja. De kritieken waren destijds zeer lovend: "Er is zooveel schoons in het geheele boek in rhytme en taal, zoo raak en zoo treffend wordt telkens in enkele woorden het tragische van een toestand of van een geheel leven geschetst, er spreekt zooveel diep medegevoel met het lot van vele vrouwen uit, zooveel eerbied voor de strijdsters en hartstochtelijke vereering voor het streven der socialisten, dat ik gelukkig ben, dit boek te hebben gelezen."
De bundel staat niet online.
Toen donkerde een wijl het Droom-gezicht
in mij, de luister van den dag ging dicht:
ik zat in schaduw en mijn hart bewaarde
wat het gezien had op een nieuwe aarde.
Ik had gezien de vreugd der Toekomst-dagen,
de blijheid van de sterken, 't welbehagen
zuiver en schoon, een goddelijke kracht,
in de gave des levens, in zijn pracht.
Ik had gezien de lichtzinnigheid weven
haar kleuren-speling door het Toekomst-leven:
zij was niet leelijk gelijk nu, maar zeer
aanminnig, lieflijk als een vlinder, teer.
Ik had gehoord de smart der Toekomst. Edel
klonk die als de toon van een rijpe vedel:
zoo glanzend en zoo gaaf had zij geklonken
dat ik voelde, of ik had weer vreugd gedronken.
Nog peinsde ik aan die drie schoone Naturen,
volgde over d'aard bewegen hun figuren,
toen ontwaakte het Gezicht weer in mij
en maakte mij met nieuwe schoonheid blij.
*
In de weegschalen zweven macht en macht:
de oude, zat-gedrenkte aan goud en praal,
de jonge die zich voedt met eed'le kracht
uit vuur'ge harte': een oogwenk staat de schaal,
en menschheid houdt den adem in. Dan zinkt
de eene schaal omlaag: triomfgehuil
stijgt op, van al wat wreed en valsch en veil
zich zat aan 't bloed van de verslaag'nen drinkt.
De jonge macht woog nog niet zwaar genoeg:
de tijden zijn niet rijp, het was te vroeg.
*
O schone kracht Geestdrift die doet vergeten
alle aardse ellende, elken lichaamsnood,
en het sidderend lijf voedt met de beten
van uw zonne-gerijpte goden-brood,
die uw stroom door de lam-gewerkte leden
en door de moe-gedachte hersens stuwt,
en ze op-richt tot de gespannenheden
waarvoor het laag en klein bewustzijn gruwt; –
gij heerlijke, sedert de moeder-aarde
mens-wezens voorbrengt uit haar rijken schoot,
hebt gij nog nooit uit zo geweld'ge haarden
den berg van 't leve' en d' afgrond van den dood
verlicht met uw zonne-gedrenkte stralen,
als in dat jaar van gouden opstands-pracht,
toen millioenen wezens voelden dalen
in hen uw heil'ge essence, o schone kracht...
*
Want de dag was het feest Gedachtenis
dat de vrouwen hadden gezet in 't jaar
om te eeren vrouwen van lang geleên
die niet vol geluk ware' als zij, maar zwaar
belast met druk en met ellendigheên,
en veel verdrukking hadden uitgestaan,
dat deze eens vrij zouden groeien, vrij gaan,
én gestreden langen moeizamen strijd
voor dezen vreugd te winnen. Hun gewijd
hadden die blijde vrouwe' één dag in 't jaar:
dan stegen ze tot de bergen te zamen,
of gingen naar de wijde strande' om daar
met die eens leefde' ïn den geest te verzamen.
Uit dankbaarheid en liefde gingen zij,
voor hen, die leefden in het lage tij
der liefde en maakten het lange duister
hel met opstandig hopen en strijde-luister,
In der vrijheid helderen toekomstdag
blinkt zacht Herinnerings azuren vlag.
*
O purp'ren Haat, gij die zijt opgestegen
uit énen bron met Liefdes zilver-vloed,
en altijd streeft, langs afgrond-diepe wegen,
weer één te worden met haar klaren gloed, –
hoe hebben die bedroog'nen, die niet konden
komen vooruit langs Liefdes glanzend vlak,
gejuicht, toen ze uw machtig stroombed vonden,
dat tot hen van de grote verten sprak; –
toen zij, dromers ontwaakt, in pijn begrepen
dat uwe klotsende ziedende kracht
hen door wilde ravijnen mee zou slepen
tot waar, in 't eind, de witte Liefde lacht.
Hoeveel edele vrouwe' en dapp're mannen
voeren heen tot kusten van schone daad,
alle zeilen van hun wil strak-gespannen
op uw heiligen stroom, o purp'ren Haat...
*
Wat allen noemden natuurlijk en goed:
de vrouw, een wezen zonder wil en zonder moed,
in bange schuwheid buigend voor den man,
hem misleidend met listen waar zij kan,
onwetend, onbekwaam haar brood te winnen,
levend alleen met het hart en de zinnen,
en als haar kind vraagt, zeggend "ik weet niet" –
dat zag ik als een kwaad en een verdriet
op 't lichaam der aarde, dat niet moest zijn
en niet zou duren. Ik zag vroed en rein
de burgeressen zich bewegen onder
de burgers van den staat: elke hief zonder
schuwheden, op haar kalm en klaar gezicht.
Ik zag de vrouw rijp voor de menschen-plicht,
de lang miskende: in 't openbare leven
had zij de vaan van haar geslacht geplant
en moederlijkheid in de wet geschreven,
't Meisje gaf zich niet meer den man om stand
of rijkdom en niet om verzorgd te wezen;
in de maatschap won zij zelve haar brood.
Er'was geen and're band dan liefde sloot
en heiligde, want vervluchtigde deze,
werd elk' band tusschen man en vrouw onrein.
Zoo heerlijk zag ik menschen-toekomst gloren
wanneer de vrouw vrij geworden zou zijn,
en stralende wil werd in mij geboren:
ik voelde mij tot nieuwe taak bestemd.
De handen heb ik vast in-één-geklemd,
en gezworen dat myn leven één daad
zou zijn om in de vrouw het nieuwe willen
te wekken. Bij moedertjes wit gelaat
en schichtige oogen heb ik gezworen
die armen rusteloos omhoog te tillen.
• Speel het gedichtenspel
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden:
http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster