woensdag 31 januari 2018

Maarten Inghels -- Utopie & Ars poetica

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
eenzame uitvaart
website








• Uit Contact, de nieuwe bundel van Maarten Inghels.


Utopie

Ik hunker regelmatig naar een andere stad,
levend in de vele kamers van dit stenen hart.

Ik ken het kermende weer boven de uitgedoofde parken,
het oud zeer verkocht op de markten. Ik herken u en u en u.

Loop elke straat minstens één keer besluiteloos uit —
ik wil soms wanhopig afwezig zijn in dit midden.

Willens nillens sneed ik een inkerving in de stad
en entte mezelf. Ik woelde de wonde open.

(Die dubbelzinnige wens om vuur te spuwen
en tegelijk de brandende benzine in te slikken.)

Het utopische verlangen om de boel te veranderen.
Geef ik het ooit op, deze bocht van cement?

Bon, ça va, tant pis, het is hier vaak niet mis maar toch
schreef ik een alternatief scenario voor deze metropolis.

(Ook een lastig lief verdient het
om soms in ’t nieuw te worden gestoken.)


*


Ars poetica

Het gewicht van de wereld? Poëzie.
De lekkende kraan in mijn keel? Poëzie. Poëzie. Poëzie.
Wanneer ik mij verslik in mijn slaap en hoestend wakker word? Poëzie.
Het zwijgen tussen twee hartslagen? Poëzie.
De papiersnee in mijn middelvinger? Godverdomse poëzie.
De ballon opblazen tot zijn maximale spanning? Poëzie.
Mijn geliefde weet waarheen wij de komende tien jaar op vakantie gaan: naar poëzie.
Wat duwt de wind in mijn rug? De poëzie — of het gebrek daaraan.
Wanneer het regent, bezoek ik de vissen. Poëzie?
Hoe mijn inkomen eruitziet vraagt mijn vader? Noodgedwongen de poëzie.
Wat hebben ze voor een appel en een ei aan het circus verkocht? De poëzie.
Europa? Poëzie.
Lapis lazuli? Poëzie.
De maan knipoogt? Geblinddoekte poëzie.
De eeuw geeuwt, en ik ben vrij. Poëzie.
Wie ben jij? vraagt u. De poëzie — ik ben er vaker niet dan wel.
Je tilt een steen op en het glipt in groten getale weg. Poëzie.
Wat roepen de toeschouwers luid en duidelijk wanneer ik op mijn bek ga? Poëzie! Poëzie!


Maarten Inghels (1988)
uit: Contact (2018)







• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

dinsdag 30 januari 2018

Caesar Gezelle -- Onvruchtbaar

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
schrijversgewijs










Onvruchtbaar

Hoe gretig grijpt mijn hand soms naar de dichterveder
en legt ze, onmachtig, op het blanke blad weêr neder:
de dichterbronne sluit heur boesem weiger toe
en eer ze aan 't wellen gaat, is 't wellen zij reeds moê!
Mijn hert wou gudsen! met van geestdrift bevend' handen,
voel, moegerust, de pen ik in mijn vingers branden
en beelden in 't gelid daar barensveerdig* staan:
de zware strijd met 't woord, 't weerbarstig woord, vangt aan.
Wat kwel ik mijn gemoed, waarom mijn veder plagen,
die wanen dorst dat zij weer rijpe vrucht zou dragen?
De bronnenhoofden staan mij gierig toegesluisd,
mijn geest en hert en ziel zijn God-weet-waar verhuisd.


Caesar Gezelle (1875-1939)
uit: Herbloei (1923)


* barensveerdig = klaar om geboren te worden





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

maandag 29 januari 2018

Victor Vroomkoning -- Visioen & Anamnese in M.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
website
leestafel








Gebroken wit is de nieuwe bundel van Victor Vroomkoning


Visioen

Er was hem ’s nachts iets overkomen,
het leek of hij gedwaald had en starnakel
in de kelder was beland waar hem
een diep geheim deelachtig werd.
Erna had hij zich teruggevonden bij de
tuinput die ging galmen van zijn eigen
stem maar wat hij sprak – als wartaal
klonk het, tot hij doornat van het zweet was
bijgekomen op de trap die naar de zolder
ging, maar lopen kon hij niet, hij leek
wel vastgenageld aan het hout en toen,
toen kwam zijn moeder uit de dood
getreden, was hij weer bij haar voor
zij stierf en zij zich ophief en in één blik
scheen te overschouwen wat bestond.
En of dat niet genoeg was, zag hij met
haar ogen hoe de wereld in elkaar stak.


*


Anamnese in M.

Broos en gemankeerd als ik zelf, heft hij
mij bruisend welkom. ‘Gezondheid’
galmt hij tegen de lucide middaghitte.

Slalommend door de dagen die wij een
halve eeuw onthielden, slaat hij een blad-
zij om waarop hij trouw juicht aan zijn
bruid, nog immer naast hem, sneeuwen
schoonheid meewiegend op het kriskras
door ons geheugen. Ik was en ben getuige.

Wij verliezen ons in het gemis en vinden
ons door elkaar terug in wie wij
ongetwijfeld moeten zijn geweest – hoor ons
ernaar raden. Voor even kunnen we
tegen het gebroken wit van ons heden.


Victor Vroomkoning (1938)
uit: Gebroken wit (2018)





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

zondag 28 januari 2018

Peter Verhelst -- Souffleur

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
website
regisseur
poetry







• ‘Souffleur’ staat in Wat ons het had kunnen zijn van Peter Verhelst, de bundel die u cadeau krijgt als u in de boekhandel € 12,50 aan gedichten uitgeeft.




Souffleur

Wat ons had kunnen zijn:

onder al ons roepen zwijgt de man
die hier niet was
over de vrouw die hij heeft gekend,

en roept onder al ons zwijgen de vrouw
die hier is geweest
met de man die ze nooit heeft ontmoet.

We zitten elk in een kamer uit te kijken
over de zee naar wat daar opduikt, zonlicht,
maar we weten niet wie we zijn,
nooit zien we wie uit het water komen
en zonder onze naam te kennen naar ons kijken.
Tot de branding wit wordt
en ze weer wegzwemmen.

Zo graag

had ik iedereen behoed voor het ergste, maar
het beste moest nog komen.


Peter Verhelst (1962)
uit: Wat ons had kunnen zijn (2018)





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

Jan Luyken -- Licht aan brand

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

dbnl
wikipedia











Licht aan brand

Duifjen in de hazelaren,
Stak door lonkjes lodderzoet,
Tirsus hart in lichte gloed,
Die sijn lipjens op de hare
Klevende in haar kropjen* wroed,
Haakt het los, en streelt die hoogjes*,
Zo gekoestert, zo gevlijd,
Luikt sy swymende haar oogjes,
Daar mee was' haar maagdom quijt.
Korte vreugt, en lang berouwen,
Vreugje van een ogenblik,
Schande, schaemte, spijt en schrik,
Weet gy onder een te brouwen.
Jonge zieltjes vlucht tot trouwen,
Heb dan sonder schande of schroom,
Zonder zonden, zonder schrikken,
Duizent van zulke ogenblikken,
Duizentmael zo zoet als room.


Jan Luyken (1649-1712)
uit: Duytse lier (1671)

kropjen = keeltje
hoogjes = borstjes



• Jan Luiken gaat tegenwoordig door voor een femelaar geweest te zijn, en iedereen weet van hem dat hij in zijn jeugd een vrolijke Frans was, maar na zijn bekeering al de exemplaren van een bundeltje minnedichten, die hij indertijd gemaakt had, trachtte op te koopen en te vernietigen. Verbeeld u eens, wat een onverstand!

Ik wou dat er twee Jan Luikens geweest waren, een die verzen en teksten, en een ander die prentjes uitgaf, bij verschillende uitgevers. Want teksten en verzen vind ik best en prentjes vind ik best, - maar teksten en verzen en prentjes bij mekaar vind ik niet best. Er hadden twee Jan Luikens moeten wezen en die twee hadden elkaar liefst nooit moeten tegenkomen.

- Albert Verweij



• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

zaterdag 27 januari 2018

Jan Luyken -- Het thee en koffy-gereedschap

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

dbnl
wikipedia











Het thee en koffy-gereedschap.
"Lust is een diepe Put."

De Ouden hielden zich te vreden,
Mits dat zy tweemaal op een dag,
Den t'zaamenvoeg ter tafel deeden,
En vierden zo dien ommeslag.
Maar Jongertyd, in onze dagen,
Heeft deze maat verdubbeleerd,
En tot een ieders welbehaagen,
De viermaal tafeling geleerd.
Of Gulzigheid hier is verbannen,
En maatigheid den teugel houd,
Dat staat by ieder uit te wannen,
Wanneer hy 't opwerpt en beschouwd.
ô Dorre gronden, zo genegen,
Tot zwelgen van veelvoudig vocht,
Ziet toch in tyds na zulke wegen,
Langs welke gy ontkomen mogt,
(Na dat gy deze tyd passeerden,)
Die drooge plaats, daar iemant lag,
En maar een Dropje nats begeerden,
Doch deze gaave niet en zag.


Jan Luyken (1649-1712)
uit: Het leerzaam huisraad (1711)



• Jan Luiken gaat tegenwoordig door voor een femelaar geweest te zijn, en iedereen weet van hem dat hij in zijn jeugd een vrolijke Frans was, maar na zijn bekeering al de exemplaren van een bundeltje minnedichten, die hij indertijd gemaakt had, trachtte op te koopen en te vernietigen. Verbeeld u eens, wat een onverstand!

Ik wou dat er twee Jan Luikens geweest waren, een die verzen en teksten, en een ander die prentjes uitgaf, bij verschillende uitgevers. Want teksten en verzen vind ik best en prentjes vind ik best, - maar teksten en verzen en prentjes bij mekaar vind ik niet best. Er hadden twee Jan Luikens moeten wezen en die twee hadden elkaar liefst nooit moeten tegenkomen.

- Albert Verweij



• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

donderdag 25 januari 2018

Joost Baars -- Het groeien van de ruimte

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

website
npe
meander
van oorschot
recensie







• De laatste VSB-prijs is gegaan naar Joost Baars’ bundel Binnenplaats. Nog een gedicht uit de bundel.


Het groeien van de ruimte

                               voor Thomas Blondeau

dat de sterren gemiddeld tweehonderd lichtjaar ver zijn
weet ik, maar wat

betekent dat? die lengtemaat
is voor niet-natuurkundigen

een mystieke demystificatie.
ik wil zeggen: ik weet niets

van de afstand tussen hen
en mij, ik weet alleen dat

er iets van geweten
wordt. zo maakt kennis

van de oorzaak
van een aneurysma

het sterven van een vriend
niet minder zomaar.

daar ging hij, bij zijn laptop,
met een blauwe borst

van angst. ik bid
tot wikipedia,

zit uren aan de binnenplaats
en kijk omhoog, maar

zie alleen het jaar na jaar
na lichtjaar

groeien van de ruimte.


Joost Baars (1975)
uit: Binnenplaats (2017)






• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

woensdag 24 januari 2018

Hendrik de Vries -- Ramp

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
groninger museum
rawie leest de vries







Ramp

Door venster-sterren overhemeld, wemelt
Het straatweb, met verkeer dat raast.
En afgrond nevens afgrond kaatst
Het vergezicht
Vol spoorberg-ruggen.----
Voor een botsing vlucht
Het volk. Twee vlammenplassen wassen
Uit wagenwrakken
In gluip-gloor, hoog naar 't somber zwerk gericht.
Het aarzelt vaal
Met beurtelings verzwakken,
Terwijl 't geslicht
Plaveisel zucht.
Een straal
Geslingerd van de grasterrassen
Vlaagt neer op 't staal.
De spanten krakken,
De raderborden slaan ineen
En walming zwalpt van 't steen.


Hendrik de Vries (1896-1989)
uit: De nacht (1920)




Het onderwerp is ‘modern’ genoeg: een botsing in de grote stad. Hetzelfde geldt voor de versbouw, die is aangepast aan het onderwerp. De vier liggende strepen brengen het gedicht zelfs in de buurt van de typografische experimenten van iemand als Paul van Ostaijen. Maar hoe archaïsch is daarentegen het taalgebruik! Woorden als ‘zwerk’ en ‘zwalpen’ moeten ook in 1920 al tot een verouderd jargon hebben behoord. Het resultaat is iets als een expressionistisch gedicht geschreven door Bilderdijk.
- Ton Anbeek


• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

dinsdag 23 januari 2018

Bart Chabot -- De zaken gingen weer eens voor het meisje

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
bb
dbnl









• Uit Bart Chabots nieuwe bundel Hosanna dagen.



De zaken gingen weer eens voor het meisje

– kom je mee naar boven? – riep ze
– ik ben moe
en moet morgen weer vroeg op
om naar mijn werk te gaan
ik heb mijn eerste afspraak
al om halfacht –

– ik kom eraan, momentje – riep ik
onder aan het trapgat
– ga maar vast, dan kom ik zo
maar ik móet eerst nog
een paar sterren repareren
daar kom ik niet onderuit
beloofd is beloofd
niet veel hoor, een stuk of drie

en een planeet die dwarsligt
nee, niets bijzonders,
iets met de as,
maar laat ik je niet met de details vermoeien
het klinkt erger dan het is
in wezen is ’t simpelweg een kwestie
van de boel resetten
met een beetje geluk
is het binnen de kortste keren gepiept
en schuif ik zo bij je in bed –

– ja ja – riep ze me na
– dat zeg je altijd
en daar kan ik ’t dan mee doen –
of woorden van die strekking
want ik hoorde haar niet
ik was al onderweg
en het klusje dat ik had, aangenomen werk,
dat karweitje kon bij nader inzien
best eens aanzienlijk langer duren dan gedacht


Bart Chabot (1954)
uit : Hosanna dagen (2018)




• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

maandag 22 januari 2018

Remco Campert -- Heidschoon & Hebniks

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
vpro
kb
citaten
leestafel







• Uit Remco Camperts nieuwe bundel Open ogen, met veel gedichten over "hen die uit verre streken komen".

Heidschoon

Zoveel wegen blies ik achter me op
niet meer terug kunnen luchtte me op
poëzie hoeft sinds lucebert
niet meer mooi of schoon te zijn
‘schoonheid heeft haar gezicht verbrand’
dynamiteer de woorden in hun pracht en praal
ontplofte woorden verspreiden hun bloedende letters
scherven van een spijkerbom
maar
ik kan het niet laten
raap de scherven op
en smelt ze om tot nieuwe woorden
heidschoon zapro ziepoe


*


Hebniks

Deze wereld is een warboel
weinigen zijn nog goed bij hun hoofd
angst regeert hen
angst voor de ander
angst voor hen die uit vreemde streken komen
dat ze je veilige huizen zullen betreden
je dochter verkrachten
je hond zullen eten
angst voor mensen zoals jij
angst voor ooit zelf te moeten vluchten
deel uit te maken van het leger van de havelozen
en de hebniks


Remco Campert (1929)
uit: Open ogen (2018)




• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

zondag 21 januari 2018

vsb 1917 - uitslag

Download hier het prachtige e-book (pdf) van de vsb-prijs-1917-bundel met alle juryteksten en alle geselecteerde gedichten. Vormgeving door Studio Het Mes.

De vsb-poëzieprijs 1918 is na een publieksverkiezing gewonnen door Annie Salomons met haar bundel Nieuwe verzen, Ze kreeg 35% van de stemmen. Tweede werd Jacob Israël de Haan (23%), derde Herman van den Berg (19%), vierde Jan Prins (18%) en laatste Charivarius (5%). 

De kandidaten (klik op een naam voor een voorproefje):

Jan Prins - Getijden
Charivarius - Ruize-rijmen
Jacob Israël de Haan - Liederen
Annie Salomons - Nieuwe verzen
Herman van den Bergh - De boog

















• Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail (sinds 1998).
• Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
• Ook op Facebook en Neerlandistiek.nl
Contact

Remco Campert -- Tour de France & Poëzie (zoveelste poging)

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
vpro
kb
citaten
leestafel











Tour de France

De zomermiddagen van de Tour de France breng ik, ietwat bijziende,
voor de televisie door

pak bij een afdaling, die ik van dichtbij mee wil maken,
de toneelkijker van mijn oudtante zaliger Lucie erbij

en zit er met mijn neus bovenop als het jonge Zuid-Afrikaanse wielertalent Augustus met vreeswekkende snelheid de bocht uit vliegt

duik met hem mee over een muurtje heen
de rotsige diepte tegemoet
en beleef mijn eigen salto mortale

dankzij de toneelkijker (Gebr. P.R. Caminada, ’s-Gravenhage) van
mijn oudtante Lucie, bougainvillegeurig Indisch meisje, eens door
de Tachtigers op handen gedragen

vooral bij een afdaling in de Alpen raad ik iedereen aan om de Tour
met een toneelkijker te volgen, liefst een geërfde

je ziet zoveel meer


*


Poëzie (zoveelste poging)

Poëzie is de toon
die de muziek maakt
die terwijl je luistert
spoorloos raakt

poëzie is een woord
je schrijft het op
en de inkt wordt onzichtbaar

vergeefs gegoochel
met iets wat de schijn ervan heeft
het konijn blijft in de hoed

waar niets om bewijs vraagt
blijft alles onbewezen

de mooiste poëzie is
het ongeschrevene


Remco Campert (1929)
uit: Licht van mijn leven (2014)




• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

A. van Collem -- De straatveeg

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
gedichten
god is een communist
npe








Liederen van huisvlijt (1917) van de socialistische dichter A. van Collem is een van de bundels die de top-5 van de VSB-prijs-1918-verkiezing net niet gehaald hebben.



De straatveeg

Is geneigd om alles aan te bijten,
Loopt, wanneer men haar te loopen zegt,
Komt haar voeten aan de straten slijten,
Heeft zich voor de heeren heengelegd;

Draagt uit kroegen kruiken drank voor mannen,
Kraait, wanneer men borrels in haar giet,
Lacht, in wezenlooze sfeer gebannen,
Danst, wanneer men haar te dansen stiet;

Werd geschopt en vroeg om nog wat schoppen,
Aaide naar de vuist, die haar beklemt,
Liet zich op de arme borsten kloppen,
Zet zich voor een centje in haar hemd.

Haar gelaat is vel, doorgloeid van vlekken,
Lichtloos staan de oogen uitgepeld,
Onbeweeglijk zijn de wezenstrekken
En haar neus is puntig opgespeld;

Aan haar rokrand draagt zij drek van vaarzen
En haar luttig hoedje is wat stroo,
En haar schoudertjes beweegt zij bloo
En haar voetjes steken in manslaarzen.

Heen en weer getrapt en weggeslagen
Uit danshuizen op de morgenstraat,
Heeft zij zich gehavend weggedragen
Naar de schuwe steeg, die zij ingaat;

Schuifelt aan de trappen met haar schenen;
Hoort het vreugdeblafje van haar hond;
Iets van mensch'lijkheid is toen verschenen
Om het masker van haar dooden mond.


A. van Collem (1859-1933)
uit: Liederen van huisvlijt (1917)




• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

donderdag 18 januari 2018

vsb 1918 -- Herman van den Bergh

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
voorgelezen
joodse bibliotheek








Wie zou honderd jaar geleden de vsb-poëzieprijs hebben gekregen? Deze week aandacht voor vijf in 1917 verschenen bundels, toegelicht door een vakkundige jury, met aan het eind een verkiezing van de beste bundel. Vandaag als laatste De boog van Herman van den Bergh (1897-1967), ingeleid door Coster zelf.

*

Vitaler en universeler

Herman van den Bergh (1897-1967) was in 1917 een jonge, veelbelovende dichter – een die nieuwe paden insloeg. Niet alleen waren zijn opvattingen over rijm en metrum vrijer dan die van zijn oudere collega's, maar hij verliet ook hun door de persoonlijke beleving gekleurde lyriek voor een poëzie die vitaler en universeler moest zijn. Beeldenrijkdom en poëtische kracht die gestuurd worden door het onderbewuste – dat soort dingen. Of zoals een van Van den Berghs recensenten het ooit verwoordde: “De intuïtie, opvloeiend uit de verborgen bronnen van het diepst onbewuste, beeldt in een brandende bezieling de visionaire aanschouwing van het Al. Dan weet de visie grenzen noch horizonnen, de ruimte van den Kosmos doorwaait het vers, dat dan geen ander rythme kent dan dat der eigen zielsbewogenheid, en dat klopt en bonst van onbedwongen hartstochtelijkheid.” Het zal dan ook niet verbazen dat de gedichten van Van den Bergh soms wat eigen zijn en zich niet meteen laten doorgronden. Desondanks trok hij destijds sterk de aandacht met de bundels De boog (1917) en De spiegel (1925), die beide in de jaren zestig nog herdrukken kregen. Hij was als dichter en als voorman van het literaire tijdschrift Het Getij van grote invloed op jonge dichters als Hendrik Marsman, Hendrik de Vries en J. Slauerhoff – wat nu wel door sommigen als zijn belangrijkste wapenfeit wordt gezien – en ongetwijfeld werd hem in de jaren vlak na de Eerste Wereldoorlog een grote literaire toekomst toegedacht.

Maar de carrière van Van den Bergh ging na die twee eerste bundels een heel andere kant op. Hij werd achtereenvolgens violist, journalist, (eind)redacteur bij Winkler Prins en lector aan de universiteit van Amsterdam. In de jaren vijftig kregen zijn twee eerste bundels hernieuwde aandacht, en vanaf 1956 begon hij weer poëzie te publiceren. Die werd welwillend besproken, maar zijn latere werk zal toch voor altijd besmet blijven door ernstige en zo te zien zeer gegronde beschuldigingen van grootschalig plagiaat. Van den Bergh had zich veel meer dan netjes is laten inspireren door buitenlandse dichters als Carlos Drummond de Andrade en Wallace Stevens, door vrije vertalingen van hun gedichten als eigen werk te presenteren.

Maar zijn voor de vsb-prijs 1918 geselecteerde debuut De boog is wel degelijk het werk van een oorspronkelijk dichter – en in vergelijking met de andere genomineerden veruit het vernieuwendst.

Raymond Noë


Zwanen

Ze waaien nader als de tijd:
we zien geen werken in hun vleugels,
de stroom is altijd met hun vaart mee
en hunne vaart is zonder vechten.

Ze rusten in ’t onmooglijk leven
dat lucht en water voor hen spreiden;
ze streven niet, gaan tóch vooruit...
hoe zouden zij wel in de dood zijn?

Hun hoofd is hoog en vol van wil,
maar zonder liefde hunne lijven
en zonder hartstocht hunne harten...
hoe zouden zij wel in de dood zijn?

Alleen in late avond buigen
ze hun wit hoofd naar ’t watervlak
en drinken ’t water uit de maan,
die mijne handen geel-verglaast.

... Zou dat de dorst na lange strijd zijn?



De langzaam maaiende tijden

De langzaam maaiende tijden
en de oude, bedaarde dagen
komen met kalme gezichten
en kome’ onze denkens vellen.

Ze gaan met de kalme zeisen
en zwaaien de wijde slagen
en onze zielen zijn blijde
en onze denkens vallen–

de rustige winters oogsten
hun grote getelde bomen
en hunne getelde takken
die wachten krachtig te sterven

want in het zekere is vreugde
zoals er vreugde is in weldaad:
en Dood is het enig zeekre

en ’t is de weldaad der wereld.



Sabbat

Die dag heerste licht op de bergen; daaronder
sprongen de waters als dartel metaal,
terwijl hoog in vuurhemels vlammenzaal
alle tekens zich schaarden tot een wonder.

Zesmalen had hij de hand gewend, zesmaal
baarde de vruchtbare ruimte; de donder
der schepping rolde zesmalen, zonder,
dat ’t tot een rust kwam in zijner palme’ ovaal.

Toen zweeg de wereld. Bergen, lichtbeheerst,
zwegen mét de korzle stuifslag der stromen.
Over de zwarte bossen boog een gebaar
dat uit de teelaarde scheen opgekomen.
Zes dagen werden hun tegenstander gewaar:

Sabbat! – een dichter rustte voor het eerst.



Festijn

Meer wijn, meer wijn in onze schalen!
Dit is het eind, lief; drink! dit is
de dag die kampt met ’t zwart der zalen
en schuifelt langs de dis.

Ondiep de nissen, wit de ruiten...
–het leven zingt al in de boom–
Drink, lief!-Handen, houdt ’t leven buiten,
rekt onze droom!

Tussen de pijlers, tussen de schoren,
kruipt het, kringelt het, armdik en vlot:
Het leven wordt als slang geboren
en sterft als god.–

Het wint! – O, dat wij vechten konden,
O, om een strijd met deze blink! –
... De vrees wordt droog op onze monden:
drink, Hef; drink!

–Wij zijn geslagen, wij zijn gebleven.
Het wint... Zie, het is dag!–Welaan:
dit is het eind, hef; dit is het leven;
–Wij gaan!



Tegen avond

Hemels staan op mijn hand gebogen;
ik zing mijn lied –
Zon en maan draag ’k op mijn ogen,
ik sluit ze niet.

Zeeën kome’ aan mijn voeten breken:
zij missen kracht;
zwart maakt hij alle hemelstreken,
mijn vriend de nacht.

Dieren springen op tot mijn schouder,
mijn hoofd blijft stil;
ik word niet bleker–enkel ouder
mijn trots, mijn wil.

Nooit zal u een leven meer in tel zijn,
mijn licht, dat vlucht! –
Graan is mijn daad, een bloem mijn welzijn,
mijn lot: een vrucht.


Toen klommen

Toen klommen wolken opwaarts langs de torens
met naakte lijven, geel, gespierd en recht;
de bomen glinsterden als koopren horens
en krachtig klonk de lokroep van de specht.

Vóór ons het veld;–de huizen bleven achterliet
vee dreef, groot en zwijgend, over ’t land
en aan de einder stond, geweldig wachter,
de molen, die ons wenkte met de hand.

De wind stak op. Als een gelukkig vendel
zo schoot ons haar zijn driftige cadans;
we proefden vruchten, honig en lavendel
en alle blaadren gingen op ten dans.

De nevels rezen en de nacht werd later,
de grijze weg liep verder voor ons uit;
nu eerst weer hingen bomen in het water
maar vreemd, nog altijd talmde het geluid.

–– Vijf korte slagen. –De aarde liet, van verre,
de rozenkrans door hare vingers gaan,
een Ave prevelend voor elk der sterren,
een Pater voor de sluitkoraal, de maan.





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

woensdag 17 januari 2018

vsb-prijs 1918 -- Annie Salomons

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

vrouwenlexicon
dbnl
wikipedia
damescompartiment








Wie zou de VSB-poëzieprijs krijgen als het terug 1918 was? Deze week aandacht voor vijf in 1917 verschenen bundels, toegelicht door een vakkundige jury, met aan het eind een publieksverkiezing van de beste bundel. Vandaag als vierde de bundel Nieuwe verzen van Annie Salomons (1885-1980, de enige vrouw onder de genomineerden), ingeleid door dichter Ingmar Heytze, die ook vijf gedichten uit deze bundel koos.

*

Salomons

De tijdgeest is een grillig spook. Honderd jaar voordat poëzie een veelvormig randverschijnsel werd, waarvan de felst verdedigde en meest bekroonde uitingen meestal ook het minst gelezen worden, was de dichtkunst… Ja, wat eigenlijk? 1917 was een wereldoorlogjaar, het jaar van de Februarirevolutie en tevens het jaar waarin de Nederlandse Spoorwegen ontstond. In Utrecht werd de eerste vrouwelijke hoogleraar aangesteld. Het was, zoals Jules Deelder dichtte over een andere tijd, ‘een wereld die van kwesties aan mekaar hing’.

De bundel Nieuwe verzen waarmee Annie Salomons (1885-1980) een gooi naar de VSB-prijs van dat jaar had kunnen doen, had wat dat betreft net zo goed tien jaar eerder of later kunnen verschijnen. De gedichten gaan over de binnenwereld, niet over de tijd waarin ze werden geschreven. Ze hebben naar vorm en inhoud ook vrij weinig te maken met wat later belangrijk werd gevonden aan de poëzie uit die tijd. We hebben het toch over het jaar nadat Nijhoff en Van Ostaijen debuteerden.

Nee, vernieuwend zijn de Nieuwe verzen niet. Ze zijn wel verrassend leesbaar, ook na honderd jaar nog, en dat kunnen we niet zeggen van al haar tijdgenoten.

Salomons is in 1917 al een gearriveerd dichter – ze is al vele jaren lid van de Vereniging van Letterkundigen, heeft in tal van tijdschriften gepubliceerd en diverse bundels op haar naam. Haar lyriek is die van de vrijgevochten vrouwenziel die in de romantische liefde de verlossing vindt. Alle gedichten in Nieuwe verzen gaan zwanger van verlangen, maar zitten tegelijkertijd strak ingesnoerd in hun corset van metrum en rijm. Leg daar haar Herinneringen van een onafhankelijke vrouw, gepubliceerd onder de naam Ada Gerlo, naast. Herlees dan het gedicht ‘Laatste groet’, en besef dat het helemaal niet zo’n gek idee zou zijn als Annie Salomons daadwerkelijk die VSB-prijs 1917 won.

Ingmar Heytze

Laatste groet

Laat ons stil en zonder tranen
Scheiden nu de avond daalt,

Die het purper onzer wanen

Droef tot bleekend grauw vervaalt.
Laat ons scheiden.... nieuwe banen
Liggen versch voor ons bepaald.

Geef mij nu je sterke handen

In een laatsten, vasten druk.

'k Hield ze lang als de onderpanden
Van een veilig, lief geluk....
Onvree sloeg als glas de handen,

Die wij zorgzaam voegden, stuk.

Laat ons nu als vrienden scheiden,
Nu ons 't laatste licht verlaat,

't Zelfde heil verwachtend beide,
Vonden beide pijn voor baat.
't Leven zal ons verder leiden
Naar zijn eeuwge wet en maat.



Voorbij

Verleden jaar was je nog niet gekomen,
En nu ben je al weer weken weggegaan.
Het scheen, je zou je léven van mij droomen,
En nog geen jaar heb je mij na gestaan.

Je kwam als stormwind, jong en frisch en nukkig,
Je mond was zengend in mijn huivrend haar,
En 'k borg mijn hoofd zo wonderlijk gelukkig
Weg aan je borst, als kenden wij elkaar.

Ik had je lief; maar op je onstuimig vragen
Zei wijsheid "neen," voordat mijn hart het wist.
En strak-verborgen heb 'k mijn heil gedragen,
Door lichte nachten en door drukke dagen,
Mijn droom-van-liefde nooit door jou gegist.

Ik had je lief, maar zware, stukke woorden
Kerfden een scheiding tussen jou en mij,
Neen, 't kon niet zijn, dat ik je ooit behoorde,
Dat mijn verbleekte jeugd jouw opgang stoorde...
Ik had je lief, maar zei slechts wijze woorden.
Zoo dreef de laatste, lieve waan voorbij.



Zwervers

Twee zwervers door de landen van het leven,
Soms met een lach, meest met een matte pijn;
Twee wankie zielen, rijk-begaafd in schijn,
Maar 't onontbeerlijkst was hun niet gegeven.

Zij zag zijn voeten wond, zijn lippen bleek,
En heeft hem zacht gewasschen en verbonden,
En wijl zij vreemd en stil-ontroostbaar leek,
Hebben ze woordenloos elkaar gevonden.

En éenen lichten avond lag zijn hoofd
In haren schoot en streelde hij haar handen,
En éenen avond hebben zij, gestranden,
Wien 't wisslend zoeken alles had geroofd,
In levens schoone heiligheid geloofd.

Maar met den ochtend zijn ze weer gegaan,
Twee moede zwervers door het wijde leven,
En van hun teerheid is alleen gebleven
De ijle weemoed om een schoonen waan.



Na het feest

Ter eene en ter andre zij
Ging een geleider sterk en jong;
Nóg in haar hoofd met ijl gevlei
De walsmuziek verleidlijk zong...

En de eene sprak in stil betoog,
En de ander luid, met sterken klem,
En tusschen hen, heel ijl en hoog,
Met lach en teerheid, hare stem.

Toen bood haar, in één zwaren blik,
Elk zijn geheim van blij verdriet;
Zij wendde de oogen, blind van schrik,
Maar de een wist van den ander niet.

Want niets verbrak de vaste klem,
Of stoorde 't durend strak betoog,
Een vraag, — een lach, — en dan haar stem,
Die zingend doorsprak, ijl en hoog.

Maar bij het bleek lantarenlicht,
Ten eenë en ten andren kant,
Zag ze in een glimp een star gezicht,
Met feilen wanhoopsblos gebrand.

Haar hart borg, als in stillen schrijn,
Hun beider ongezegde leed;
Maar snijdend striemde de oude pijn,
Dat geen háár kilheid wijken deed.



Renuntiatie

Toen stierf de dag; en in het grijze licht
Zaten wij samen, met geklemde tanden;
En wiste' elkanders treurige oogen bránden
Op ons door schemer vaag omhuifd gezicht.

Het duister groeide; en in eenzaamheid
Voelden we fel ons wreed ontberen schrijnen.
Met bittren smaak herproefden we oude pijnen,
En raadden 't zwaarder leed, dat ons nog beidt,

Maar toen de nacht de kamer had gevuld,
Was 't even, of de wanhoop uit zou breken,
En of uw edel, dagenlang geduld
In scherp verwijt zijn hunkering móest spreken,
Dagend ten oordeel mijn onnoozle schuld.

Maar, plots u richtend als een paard ten strijd,
Braakt gij de stilte met een snel geruchten;
En 't licht, dat vlamde, deed vergeefsche spijt
En al ons bang-getroebeld weiflen vluchten.

Wij stonden recht in klaterenden schijn,
En vragend zocht ik uw verwachtende oogen;
En zwijgend peilden we; en zwijgend wogen
Wij wil en weigring; — troost en doove pijn.

Toen hebt gij even, stil uw hoofd gebogen,
En 'k wist, dat alles droef en schoon zou zijn.





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

dinsdag 16 januari 2018

vsb-prijs 1918 -- Jacob Israël de Haan

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

bloemlezinkje
dbnl
wikipedia
iisg








Wie zou de VSB-poëzieprijs krijgen als het terug 1918 was? Deze week aandacht voor vijf in 1917 verschenen bundels, toegelicht door een vakkundige jury, met aan het eind een publieksverkiezing van de beste bundel. Vandaag als derde de bundel Liederen van Jacob Israël de Haan, ingeleid door taalkundige Marc van Oostendorp, die ook vijf gedichten uit deze bundel koos.

*

Jacob Israël de Haan – Liederen

Weinig Nederlandse dichters hebben de onrust van het jaar 1917 zo beeldend onder woorden gebracht als Jacob Israël de Haan (1881-1924) in zijn bundel Liederen. Dat kon ook bijna niet anders, want die onrust zat ook in hemzelf, een man die voortdurend op reis was, zowel in letterlijke als in figuurlijke zin. Eerder had hij al opzien gebaard met de expliciet homoseksuele romans Pijpelijntjes en Pathologieën. Een paar jaar na verschijning van Liederen zou hij als zionist vertrekken naar Palestina om er uiteindelijk als orthodoxe jood te worden neergeschoten.

Al die thema’s zitten in Liederen en nog meer. Het is een bundel die alleen in 1917 geschreven had kunnen worden. Hij begint met een aantal ‘liederen’ die gewijd zijn aan de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog; daarna volgen een aantal gedichten gericht ‘aan Russische vrienden’: rond 1913 was De Haan zich hard gaan maken voor de (vaak socialistische) politieke gevangenen in Russische gevangenissen; hierna volgen nog veel andere sonnetten en ‘liederen’ die over het algemeen wat minder rechtstreeks politiek zijn. Zij beschrijven minder de onrust in de buitenwereld en meer die in De Haans persoonlijke leven.

Want De Haan wekt de indruk geen Wereldoorlog en geen aanstaande Russische revolutie nodig te hebben gehad om onrustig te zijn. Uit de Liederen kun je destilleren hoe hij onder andere naar Londen reisde, en naar Bretagne. En net als in de romans speelt ook hier homoseksualiteit een belangrijke rol: De Haan bezocht de gevangenis van Reading en bezingt in twee liederen het lot van de homoseksuele Britse schrijver Oscar Wilde, die er aan het eind van de negentiende eeuw gebroken werd.

Te midden van al dat tumult vond De Haan ook rust en schoonheid, bij mooie jongens. Liederen biedt ook plaats aan enkele van de mooiste liefdesgedichten uit de Nederlandse literatuur, zoals de sonnetten die hij schreef over een Bretonse jonge visser met wie hij kortstondig een verhouding lijkt te hebben gehad, zoals ‘Aan eenen jongen visscher’ met de beroemd geworden regel ‘naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’. Toch zat ook in deze liefdes de onrust al ingebouwd, blijkens de laatste regel van dat sonnet: ‘En bid dat ik nooit voor uw schoon bezwijk.’


Aan eenen jongen visscher

Rozen zijn niet zoo schoon als uwe wangen,
Tulpen niet als uw bloote voeten teer,
En in geen oogen las ik immer meer
Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen.

Achter ons was de eeuwigheid van de zee,
Boven ons bleekte grijs de eeuwige lucht,
Aan 't eenzaam strand dwaalden alleen wij twee,
Er was geen ander dan het zeegerucht.

Laatste dag samen, ik ging naar mijn Stad.
Gij vaart en vischt tevreden, ik dwaal rond
En vind in stad noch stiller landstreek wijk.

Ik ben zóo moede, ik heb veel liefgehad.
Vergeef mij veel, vraag niet wat ik weerstond
En bid dat ik nooit voor uw schoon bezwijk.



Mijn Heilige

Bretonsch gebruik: iederen avond leest
De vader van 't gezin met vrome stem
Over den Heilge van dien dag, wat hem
Verlokking, wijding, weerstand is geweest.

Een visschersjongen had mij meegenood
Beschroomd in zijn gezin, toen sprak de vader:
‘Wees welkom, zet u met mijn kindren nader,
En hoort wie heden vroom waren en groot’.

De jongen bloosde: ‘Mijn Heilige is Sint-Yves;
Wie de uwe, zeker een heel vrome en lieve?
Wat heeft zijn droomen en daden gewijd?’

‘Al wie lief en schoon was heb ik aanbeden’,
Was mijn wederwoord: ‘vaak dwaalde ik, maar heden
Weet ik zeker, dat gij mijn Heilge zijt’.



Sluimerende Knaap

Wonder van schoonheid, sluimerende Knaap
Ik kwam u wekken, maar toch denkend, dat
De lichte zon u reeds opgewekt had,
En ziet: ik vond u wonderschoon in slaap.

En togen droomen door uw kalme ziel
Zoo zacht ontroerend, dat een glimlach boog
Open uw mond en uw licht-sluimrend oog
Trilde in het licht, dat zonnig binnenviel.

Jongen, wat roerde uw ziel zoo wijd en klaar?
Uw slanke hand bleef roerloos op het dek,
Uw andre hand, rondom de bloote nek
Streelde de weelde van uw zonnig haar.

Uw adem waaide weg met licht gerucht,
De droom bloosde uwe wangen donkerrood,
Wat droomt gij toch, jongen? Door mijn ziel vlood
Daar gij zoo schoon zijt, eene zachte zucht.



Achter een dichte deur

Een jongen lacht achter een dichte deur,
En speelt zijn spel, nu verder dan dichtbij,
Zijn lacht licht door mijn smart, ik voel mij vrij
Van warre wanhoop en fnuikend getreur.

Tot ik bezin. Weet ik niet meer, waarom
Ik in dit huis een machtig Man verwacht?
Omdat men Georges bande in barre Nacht,
En ik genade vraag, daarom, daarom.

Gelijk de lach van dien Knaap was uw lach
Georges, mijn Makker, en uw blijde jeugd
Was Moeders trots en menig makkers vreugd.

Tot één u bande en brak uw lied en lach,
Wie zal eens lied en lach van dien Knaap breken,
En hem als u bannen naar barre streken?’



Aan de Politieke Gevangenen in Rusland

Hebben zij met ketenen u gebonden
Een rauwe last om polsen en om de enkel,
Geen zware stap zonder krenkend gerenkel
Geen moew man zonder hand en voet met wonden.

Is dit het eind van al hun strijd en hopen?
Zoo schoone jeugd, zoo klaar verstand gekooid,
Geknecht, gekrenkt van kracht en vreugd berooid,
Onder voeten van schenners neergeloopen.

Dood is beter dan dit machteloos leven
Waarmee de beulen stoeien als in spel,
Geesel, trap, woedewoorden, donkre cel,
En niet eens zijn heugnis en hoop gebleven.

Heugenis: ach, krachtloos wordt hun verstand,
Dat het de dagen van hun strijd vergeet.
En hoop? Hun oogen staren uitgebrand,
Geen man buigt niet onder last van dit leed.

Het kerkhof bloeit naast de gevangenis,
De dooden rusten onder zoden zacht,
Die stervend leven lijden dag en nacht:
Wanhoop, waanzin, bange verlangenis.

Want waanzin dwaalt, een glimlach om zijn mond,
Een schat van belofte in zijn matblauw oog.
Hij voert, wie voor zijne bekoring boog
Door de ijdle tuinen van zijn wereld rond.

De scorbut sluipt door hun ontbindend bloed
En bleek-lachend loert de tuberculose,
Verwelkt hun wangen, dooft der oogen gloed,
Plukt stoute knapen af als witte rozen.

O, keur van Knapen, van Vrouwen en Mannen,
Helden van Rusland in zijn bangen strijd.
Die 't leven rekken door katorgatijd,
Worden naar 't bar Siberië verbannen.

Zij wilden Liefde en Leven: ach, de Dood
Lokt hen in droom en waak met zijne lach,
Dood hier, daar Waanzin, wie nog kiezen mag,
Kiest het kort sterven boven lange nood.

Makkers: wat kunnen mijne zwakke handen,
Makkers: wat kan de stem van mijn droef lied?
Niet meer dan schreien om de barre schande
Die dag en nacht strafloos aan u geschiedt.

Straffeloos? Neen. Die bloedschuld eischt zal 't wreken,
Met vaste wraak. Hij meet van elk den Tijd.
De dag der dagen komt, die 't Volk bevrijdt,
Uw beulen slaat, uw kettingen zal breken.




• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

maandag 15 januari 2018

vsb-prijs 1918 -- Charivarius

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
wat gedichten









Wie zou de VSB-poëzieprijs krijgen als het terug 1918 was? Deze week aandacht voor vijf in 1917 verschenen bundels, toegelicht door een vakkundige jury, met aan het eind een publieksverkiezing van de beste bundel. Vandaag als tweede de vierde bundel Ruize-rijmen van Charivarius, ingeleid door Jacques Klöters, die ook twee gedichten uit deze bundel koos.

*

Charivarius

Er zijn natuurlijk in 1917 veel betere bundels uitgekomen dan de vierde bundel Ruize-rijmen van Charivarius. Maar het zal wel de best verkochte bundel dat jaar zijn geweest want Charivarius (G. Nolst Trenité 1870-1946) was zeer populair in zijn tijd. Vergelijk hem met Paulien Cornelisse in onze dagen: iemand met een scherp gevoel voor taalverandering en taalmisstanden die daar vermakelijk over schrijft, in zijn geval op rijm en die daarbij ook een scherp oog heeft voor politieke en maatschappelijke gebeurtenissen van zijn tijd.

We moeten er van Charivarius allemaal niet teveel achter zoeken, zo blijkt uit zijn inleiding. Poëzie schrijft hij zeker niet. Die geeft meer gevoel dan gedachte, vindt hij, terwijl hij juist meer gedachte dan gevoel geeft. Als hij een ballade schrijft dan is die bedoeld als grapje. Zijn loflied op de vriendschap is niet bedoeld als parodie op het toenmalige volkslied: "'t is bij ongeluk zoo uitgevallen. In elk geval zal men mij moeten toegeven, dat mijn vers niet veel erger is dan Tollens' Onbeklemdeborst-Rijm, dat alle Nederlanders bij feesten geestdriftig meezingen, en waarvan sommigen het eerste couplet geheel kennen."

Charivarius veronderstelt in zijn inleiding dat wie diepe gedachten zoekt in zijn bundel teleurgesteld zal worden. "Ik berijmde de eenvoudige gedachten van ieder, die bewust leeft, en niet slaapwandelt. Van sportoverdrijving tot bidden om de overwinning – 't ligt alles dichtbij de oppervlakte." Hij wilde zich niet uitgeven voor wijsgeer, een richtsnoer geeft hij niet, "Ik ben meer plattegrond dan gids. Wil men mij een thermometer noemen, mij wel – een kachel ben ik zeker niet. Een Rijmer ben ik, en als Rijmer zal ik sterven."

Jacques Klöters


*
Rust-rijm

Charivarius mag zich niet vermoeien. Toen hij dezer dagen ter verpoozing Gorter's ‘Mei’, weer eens doorbladerde, viel zijn oog op de volgende regels:
.....Van ijs in zee, een oud gebaard man, die Stond op, bokaal ter hand, en uit verschie...’
Het hier toegepaste systeem vereenvoudigt den zwaren arbeid van het rijmen aanmerkelijk; men heeft niet angstvallig te zoeken naar een woord dat in zijn geheel rijmt; licht vindt men er een waarvan een enkele letter past; de overige laat men weg, en het rijm is klaar. Dit is het rijm-systeem voor rustbehoevenden. Naar deze methode vervaardigd, vloeide hem de volgende Ballade als 't ware van zelf uit de vulpen:

De ridder van Granada
(Vrij naar Schiller)

Er leefd' in overouden tijd
In 't land van Granada,
Zijn vorst in trouwen dienst gewijd,
Een wakkre ridderkna.

De koning had den jonker lief,
En jacht, en sport, en spel
Werd bloot voor 's gunstelings gerief
Ten Hove ingestel.

Zoo werd èn Hof èn landvolk vaak,
Door bode en klokgelui,
Genood tot 't griezelig kijkvermaak
Rondom den leeuwenkui.

Eens op een dag zijn maagd en borst,
En ridders, rij aan rij,
Verzameld bij den ouden vorst,
In 't lustpark van 't palei;

Rondom den diepen leeuwenkuil,
Die dreigend gaapt benee:
Hier 't jolig juichen - daar 't gehuil
Van tijger en van lee.

Men oogt 't gestoei van 't woest gebroed
Met grage blikken na;
En d' oude vorst schertst welgemoed:
‘'t Is beter hier, dan da!’

De jonge ridder zit naast háár -
De jonkvrouw, trotsch van zin,
Maar 't schoonste van de maagdenschaar,
En fel van hem bemin.

Zij schenkt hem eerst niet veel gehoor;
Hij schijnt wat schuw, wat bleu;
Dan vat hij moed, en als-maar-door,
Ruischt zijn verliefd gekeu.

Daar lispt de jonkvrouw aan zijn zij:
‘Mint gij mij waarlijk zoo?
Welnu, mijn vriend, bewijs het mij!’
Dan roept z' op luiden too:

‘Wie uwer mint mij sterk genoeg,
Dat hij uit louter min
Deez' zijden handschoen, dien ik droeg,
Mij weerbrengt van daargin?’

Mèt werpt zij fluks den handschoen af;
Men mompelt: ‘Wee!’ - ‘Wat nu?’ -
- ‘Wie waagt zich in dit levend graf?...’
Het denkbeeld is afschu.

Zij ziet haar feilen minnaar aan
Met hoonend killen lach:
Kies - d' arme heeft den blik verstaan -
Mijn liefd' - of mijn verach!

Daar ziet de schare, stom van schrik,
Vervuld van 't naadrend wee,
Hoe hij met somber-strakken blik
Zich naar den kuil begee.

Snel daalt hij in de diepte neer......
Loopt op de beesten toe......
En - brengt den handschoen veilig weer,
Met gruwbre heldenmoe.

Nu groet den Ridder Onversaagd
Een donderend hoera!
Maar hij - hij werpt der snoode maagd
Den handschoen...... in 't gela!

‘Aanvaard,’ zoo spreekt hij, ‘slechte vrouw,
Mijn declaratie zóó!
Ik was verliefd op je, maar nou -
Wat mij betreft - val doo!’



Kwak-rijm
Opgedragen aan de Redacteurs van bladen, die medewerken aan de verspreiding van kwakzalversmiddelen.

Zing mij, mijn Groene-muze, thans
niet in gedweeë zuchten,
Laat mij mijn verontwaardiging
in forscher klanken luchten,
Mijn woede over 'n zonde, erger
dan wat slechten stijl:
De zonde der omkoopbaarheid. Ja,
onze Pers is veil.
Ziet hoe 't bedrog gedijt door de
gekochte hulp der kranten,
En hoe 't u toegrijnst, 't duizend-namig
Kwaad, van alle kanten:
Musol, Garsol, Chlorol, Sprutol,
Lymphol, of Menathol,
Riol, Flucol, of Kephaldol,
Vixol, of Amonnol,
Pastilles Poncelet, Urbanus-zalf,
Zambuk, Melrose,
Dragées Dupont, Kneipp's pillen,
Coza-poeder, Dermatose,
Haarlemmer-olie, Pink-pillen,
Pastilles Géraudel,
Of Foster's rugpijn-nierenpillen,
Beechamp, Bilaudel,
‘Abdij’-siroopjes (suikerpap)
van niet-bestaande kloosters,
Of dikke-borsten-pillen voor
demi-mondaines - ‘Oostersch!’ -
(Heel dikwijls wordt er een ‘abdij’,
of ‘priester’ bij gehaald,
Een lokaas voor geloovigen -
een truc, die zelden faalt)
Gezondheidsketting, Voltakruis,
Galvano-boedha-platen,
Sanden's electrisch gordelwerk,
Adolph's jicht-apparaten.
Voorts middeltjes, die tot verhooging
van de werkzaamheid,
Heel vriendelijk voor den lijder, met
vergiften zijn bereid:
Bucine, phenolphtaleïne - andre
ben 'k vergeten,
O, ja, ‘Nibblett’ (epilepsie):
strychnine - Smaaklijk eten!
En dan 't gemeenste soort nog, dat
den lijder lokt - maar straft!
Daar 't juist wat hij verlangt, maar schuwen moet,
- vermomd - verschaft:
Als: anti-diabetes-middelen,
met volop suiker.
Een zeer verlokkend drankje voor
den drinkebroer-gebruiker:
Ziet, vroolijk schenkt hij van het
medicijn zijn glaasje vol:
Een anti-drankzucht-middel, mild
gemengd met alcohol!
Een nektar voor den morfinist -
daar valt mee te verdiene'! -
‘Antimorfine’ heet het goed,
bestaande uit...... morfine!
En dan de prijs nog, dien zoo'n waardeloos
mengseltje je kost!
Tien gulden voor wat suiker in
wat water opgelost,
Parlaghy (broom) voor 12 cent
bij elk drogist te halen,
Daar laat zoo'n schurk zich 25
gulden voor betalen!
Is 't wonder, dat dat kwakgespuis
in vorsten-weelde leeft,
Wanneer 't zich in 'n jaar of wat
schatrijk gestolen heeft?
O, Redacteurs, ik klaag je aan,
ik wil je niet beleedigen,
Maar geeft het nu maar eerlijk toe -
je kunt je niet verdedigen:
't Slachtoffer dokt, en dokt, en des
bedriegers buidel zwelt,
De stomme stumper sterft - en jullie
krijgt de helft van 't geld.
Je bent de steun en toeverlaat
van heel een bende schoften,
Die paaien met portretten, met
attesten en beloften.
En zelfs als 't goedj' onschaadlijk is,
doe j' onhei'stelbaar kwaad,
Want dokter's hulp wordt uitgesteld:
hij komt - maar komt te laat.
Effecten-zwendel wordt geweerd -
daar zou je naam door lijden! -
Kwak's leugens ku' j' niet weigren, wel?
Zorgvuldig zijn gescheiden
Redactie en directie. O,
je vindt het ijslijk naar,
Dat liegen - maar de Directeur
gebiedt - vooruit dan maar!
En door je mooiste hoofdartikel,
waar j', in geestvervoering,
Van plicht, en eer, en waarheid spreekt,
in edele ontroering,
Vlecht zich zoo'n pillen-leugen heen,
die zoo verleidelijk leest,
Als ‘Ingezonden mededeeling’ -
dat betaalt het meest!
Je weet precies, wat je misdoet,
je kunt je niet vergissen,
Alleen - de onderneming kan
de duiten nog niet missen.
Ja, schitterend is de winst, met zulk
reclamewerk behaald......
En jullie tractement wordt met dat
dievengeld betaald.




• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

zondag 14 januari 2018

vsb-prijs 1918 -- Jan Prins

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
gedichten
schrijversinfo








Wie zou de VSB-poëzieprijs krijgen als het terug 1918 was? Deze week aandacht voor vijf in 1917 verschenen bundels, toegelicht door een vakkundige jury, met aan het eind een publieksverkiezing van de beste bundel. Vandaag als eerste Getijden van  Jan Prins (1876-1948), ingeleid door dichter Hester Knibbe, die ook zes gedichten uit deze bundel koos.

*

Licht dat op stilte drijft

Getijden van Jan Prins is een kloeke bundel waarin sonnetten, vrijere en epische gedichten elkaar niet in de weg zitten, maar veeleer versterken en aanvullen.

De bundel is onderverdeeld in acht afdelingen, sommige bestaand uit één lang gedicht. De toon is precies en beschouwend. Bij Prins geen politiek correcte poëzie, geen hoogdravende pathetiek zoals bij sommige van zijn tijdgenoten. Hij kiest voor verstilling, natuur- en liefdeslyriek. Hij ‘schildert’ zijn wereld met lichte, dromerige penseelstreken.

Al in ‘De stoet’, het eerste gedicht van de bundel, weet hij een bijna feeërieke sfeer op te roepen. Hij beschrijft daarin een stoet verliefde vrouwen die aan het oog van de dichter voorbijtrekt. Is het een wens-, een dagdroom? In elk geval een goede aanzet tot de rest van de afdeling waarin de geliefde een hoofdrol krijgt toebedeeld in een arcadisch landschap. Die sprookjesachtige sfeer bergt het gevaar in zich te zoete, softe poëzie op te leveren, maar die valkuil weet Prins voortreffelijk te omzeilen. Neem bijvoorbeeld het lange gedicht ‘De Zeiltocht’. Het zet direct stevig in:
Wij kwamen, met den vloed, de Botlek uitgevaren, de volte in van de Maas. De late middagzon, die op de zeilen scheen en schitterde in uw haren, bestreek rivier en land (…).
Een begin dat uitnodigt tot verder lezen. Enkele verrukkelijke zomerdagen op het water worden beschreven in een lange zang die niet onderdoet voor de ‘Mei’ van Gorter. ‘De Zeiltocht’ waaiert nergens te veel uit, er worden geen sprookjesfiguren bijgesleept, Prins heeft genoeg aan wat de werkelijkheid biedt: ‘(…) Wij hoorden bij een wetering/ twee riemen in het water plompen/ en ’t klepperen van kinderklompen,/ (…). Wij zagen, tot de knie bijkans,/ de maaiers in het gras gezonken,/ en hoe de scherpe zeisen blonken,/ (…)’. Hij weet, naast compactheid, een goede balans tussen romantisch gemijmer en realiteitszin te bewaren. Delen met lange regels worden afgewisseld met kortere (terugblik op de voorbije dagen), wat aan het epische karakter van het gedicht een speels accent geeft.

Jawel, deze dichter ‘schildert’ zijn poëzie. De gedichten in deze bundel zijn impressionistisch, verwant aan beeldende kunstenaars als Jacob Maris. Prins dicht met zijn hoofd in de wolken en met beide voeten stevig op de grond.

Met zijn bundel Getijden verdient Jan Prins een solide plaats tussen de dichters van voor de Tweede Wereldoorlog.

Hester Knibbe


*
De stoet

Toen de avond aanbrak, en toen de gezonken zon
over den gelen grond en over de gebouwen
den breeden sleep deed gaan en slieren van het licht,
ontmoette mij de stoet van die verliefde vrouwen,
die — dronken van gebaar en donker van gezicht —
haar luiden tocht aanvaardden, nu de nacht begon.

Oogen, die vonkelden van hartstocht als van haat,
bloedroode lippen en weekschaduwige leden,
en, van den ranken boog der schouders afgegleden,
in wilde wappering het fijndoorplooid gewaad, —

wijnranken in het haar en trossen roode rozen
gebonden op de Borst, — zoo trokken zij voorbij
en trapten in het licht en, dansend, tartten mij
en zochten mijn gelaat. — Maar ik heb u gekozen.



De zuil

Het licht is stil op elk gebogen blad,
het rustig licht, alzijdig, van de maan.
't Heeft al de vormen van den nacht omvat,
die roerloos in dien koelen schemer staan.

't Ligt op de muren als een bleeke vlam,
en gaat in schaduw van geblaarte schuil.
Daarvoor, eenzelvig, is een pinangstam
recht en ranklijnig als een Moorsche zuil.

De takken laag ontkronkeld bij den grond,
de hooge boomkroon in de lucht alleen,
staat in de stilte een donker loofgebouw.

En heel den trots van die gestalte rond,
en om haar sombere berusting heen,
is 't onbestemd en blauwig, als van dauw.



Het dansfeest

Vanachter struiken en verwarde ranken
het eenzaam bonzen, donker, van de gong, —
en dan, of water over steenen zong,
een koele stroom van sprankelende klanken.

De hoofden zijn gebogen voor den glans
die van den bodem slaat op de gezichten.
De schemer wijkt en welt om rosse lichten,
en aller stilte is wakende om den dans.

De lenden smal, de borsten ingebonden,
beweegt de ranke danseres alleen. —
Het zwijgend zien is om haar schreden heen
van hen, die uit dit uur niet scheiden konden.

Zij droomen in den lagen kring en turen, —
zoolang de nacht, zoolang de rust hun blijft, —
den ganschen gang door van die zwijgende uren,
naar een gebaar, dat op de stilte drijft.



Het boerderijtje

De heldergroene-en-witte luiken
staan vierkant in het rood en geel
van 't boerderijtje, dat geheel
onder zijn dak schijnt weg te duiken.

In donker laken en fluweel,
zooals de boeren hier gebruiken,
drentelt een jongen op den deel
en gluurt nieuwsgierig uit de struiken.

Over den weg is druk verkeer
van Zondagsgangers, en de gek
van 't buurtje draait een zijpad binnen.

"'t Is zonde toch," zucht de bazinne,
die staat te kijken voor aan 't hek,
en 't goedig hoofd gaat heen en weer.



De stad

In haar geboomtekrans verholen,
binnen de grachten, — laag en nauw
onder de lucht, waar in het blauw
de groote voorjaarswolken dolen, —

met daken, die tezamen scholen
om een eerwaardig oud gebouw
daar ik de schoonheid van aanschouw,
en rechts, aan 't hooge pad, de molen, —

zoo ligt de stad, in de eenzaamheid
van 't onafzienbaar land verloren,
diep onder het verheven licht.

Maar uit haar midden staat, bevrijd
van al wat duister is, de toren
tegen den hemel opgericht.



De zeiltocht

Wij kwamen, met den vloed, de Botlek uitgevaren,
de volte in van de Maas. De late middagzon,
die op de zeilen scheen en schitterde in uw haren,
bestreek rivier en land, en gaandeweg begon
alom zich bij den wal de schaduw uit te breiden.
Maar de avond was nog lang, en zonder zorg bereidden
we ons voor op zijn verwacht en welkom vergezicht
van uren-, uren-diepe stilte, koelte en licht.
De boomen, die zoo hoog boven de vlakte stijgen,
verzamelden in zich, — voorboden evenzeer
van schemer als van rust, — al donkerte, en de twijgen
bewogen op den wind gewillig heen en weer.
Met torens in de lucht en geelbeschenen gevels, —
mastvlaggen kronkelend en vensteren in vlam, —
stond Vlaardingen, en ver, — nog verder dan Schiedam,
lag somberte van rook en van rossige nevels.
Daarboven bleef het licht. En wij, vervuld, aandachtig,
verlangend om wat al te zeer de dag ons nam,
wij dreven in dien kring waarbinnen, overmachtig,
de avondbezonkenheid al nader tot ons kwam.
Rondom ons was geruisch en glinstering, — de zeilen
rankwelvend en het water dravend voor den boeg, —
en overal de zon, waar donker door bij wijlen
ver weg een vogel hoog zijn langen wiekslag droeg.
Zoo was het ons geweest, dag aan dag, nu al weken
en weken, ieder uur een nieuwgevonden schat
van eenzaamheid, — en zoo was dag aan dag verstreken,
en thans, in valen damp daar voor ons, lag de stad.
De stad, het samenzijn der menigten, het Leven
der menschen en het wild verhevigde geluid
Maar nog den duurzaam uur van inkeer ons gebleven,
en veilig, voor altijd diep in ons hart gedreven,
een nieuwgewonnen droom, liefdes verholen buit.





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

woensdag 10 januari 2018

Dirk Witte -- Mensch, durf te leven

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

Dirk Witte

• Theaterhistoriekenner (en radiopresentator en voormalig cabaretier) Jacques Klöters organiseerde op Facebook een verkiezing voor de Eduard Jacobs-prijs, een prijs voor het mooiste theaterlied van honderd jaar geleden, uit 1917. De winnaar werd ‘Mensch, durf te leven’, van Jean-Louis Pisuisse, geschreven door Dirk Witte. De andere gegadigden waren 'Liedje bij de wieg' van Louis Davids (tekst van Otto Zeegers), 'Het wijnglas' van Jean-Louis Pisuisse (tekst Dirk Witte), 'De dominee' van Paul Collin (tekst David Tomkins) en 'In het bosch' van Louis Davids (tekst Louis Davids).



Mens, durf te leven!

Je leeft maar heel kort, maar een enkele keer
En als je straks anders wilt, kun je niet meer!
'Mens, durf te leven!
Vraag niet elke dag van je korte bestaan:
Hoe hebben m'n pa en m'n grootpa gedaan?
Hoe doet er m'n neef en hoe doet er m'n vrind?
En wie weet, hoe of dat nou m'n buurman weer vindt
En - wat heeft 'het fatsoen' voorgeschreven!
Mens, durf te leven!

De mensen bepalen de kleur van je das
De vorm van je hoed, en de snit van je jas
En van je leven!
Ze wijzen de paadjes, waarlangs je mag gaan
En roepen 'o foei!' als je even blijft staan
Ze kiezen je toekomst en kiezen je werk
Ze zoeken een kroeg voor je uit en een kerk
En wat j ' aan de armen moet geven
Mens, is dat leven?

De mensen - ze schrijven je leefregels voor
Ze geven je raad en ze roepen in koor:
Zó moet je leven!
Met die mag je omgaan, maar die is te min
Met die moet je trouwen, al heb je geen zin
En daar moet je wonen, dat eist je fatsoen
En je wordt genegeerd als je 't anders zou doen
Alsof je iets ergs had misdreven
Mens, is dat leven?

Het leven is heerlijk, het leven is mooi
Maar - vlieg uit in de lucht en kruip niet in een kooi!
Mens, durf te leven!
Je kop in de hoogte, je neus in de wind
En lap aan je laars hoe een ander het vindt!
Hou een hart vol van warmte en van liefde in je borst
Maar wees op je vierkante meter een vorst!
Wat je zoekt kan geen ander je geven!
Mens, durf te leven!


Tekst en muziek: Dirk Witte (1885-1932)
Repertoire: Jean-Louis Pisuisse, Herman Tholen, Ramses Shaffy, The Amazing Stroopwafels, Frits Lambrechts, Jenny Arean, Wende Snijders e.v.a.





• Het durf-te-leven-stripblad van Nederland: Zone 5300

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

dinsdag 9 januari 2018

Jac. van Looy -- Middel-Eeuw & Blinde man

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
ing
website








• De gerenommeerde schrijver en criticus Jan Greshoff was niet gecharmeerd van onderstaand gedicht: “Laten wij maar dadelijk zeggen dat een klinkdicht als dit, hoe merkwaardig ook, voor ons begrip weinig, neen niets, met poëzie van doen heeft.” Eronder het gedicht ‘Blinde man’, dat hij wel heel mooi vond: "In 'Blinde man' schildert Van Looy niet; doch hij doet wat des dichters is: hij verbeeldt. Hij roept, met de middelen, welke de poëzie biedt, een gestalte op. En om die gestalte heen brengt hij een atmosfeer. Hóé hij dat doet, behoort tot de wezenlijke doch ondoordringbare geheimen van de poëzie."



Middel-Eeuw

Op Mijner Wereld regel-rechte banen
Pronk-volkren trekken op ter Kathedrale
Kaproen, pij, toog; kazuifel, filigrane
Mijter; dorpers-rood, rood van kardinalen.
In val en dreun van kanonieke schalen,
Man-basse', in wierook knapen als sopranen;
Naar 't donker dienen boven de missalen
Schreed heer en knecht, met kruis, reliek en vanen
Al boven 't stijve stoeten van de lieden
Zag ik in 't kerk-aanzicht, de Maged, hoog
In 't glas-gebrand, nacht-purper ossen-oog,
Haar smartlijk hart gelijk een bloem aanbieden.
't Ruim rookt', 't goud smeuld', de Maagd het Hart hield bloot....
En 't storremde àl in eenen ren van rood.


*


Blinde man

Ik schuifel voort,
Langs der muren schurende wijzing, gaand naar de poort,
Naar d' Oosterpoort,
En roep mijn woord;

Mijn staâg geklag;
Door der dagen tragende omgang, van ’s morgens, ach,
Tot nacht komt, ach;
Nacht is als dag....

Gedenk mijn nood,
Broeders wier stoetende voeten langs mij gaan, geef, voor brood….
Gedenk mijn nood.
Allah is groot.


Jac. van Looy (1855-1930)





• Het kaproen-pij-toog-kazuifel-stripblad van Nederland: Zone 5300

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster