= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
* wikipedia
* dbnl
* groninger museum
* rawie leest de vries
De vrouw zei: ’t kind was gestolen
Door de zigeuners, die rovers
Die in grote wagens woonden,
Maar niemand wou dat geloven.
Ze braken haar kasten open,
Ze stapelden rommelhopen
Door ’t huis, van onder tot boven.
Ze zochten in haar alkoven,
Haar moestuin, haar appelhoven;
Ze zijn ’s avonds weergekomen,
Ze zochten in de sloten
En onder de dichte dorens.
Daar was een stenen poortje
Met gras en takken er over.
De deur werd er uitgebroken.
Ze keken in diepe holen.
Ze hebben licht aangestoken
En toen zijn ze neergeworpen,
Goed-vast aan stevige koorden.
’t Gehuil dat ze telkens hoorden,
Kwam van spoken die ze stoorden.
Ze vonden kisten en dozen
En boeken vol toverwoorden
En ook nog een kleine dode.
Hendrik de Vries (1896-1989)
Dit is een meesterwerk. Maar waarom? Taalgebruik en tempo spelen een rol maar ik denk dat het ook komt door het verborgen poortje waarmee de tweede helft van het gedicht begint. (...) Nu ik het gedicht voor het eerst sinds jaren weer lees, vraag ik me af: hoe kon het ontstaan? Het lijkt op geen enkele manier op andere (Nederlandse) gedichten die in de jaren dertig en veertig zijn geschreven, al heeft het weer wel sommige kenmerken van die tijd - of moet ik zeggen: de dichter heeft alle kenmerken van zijn tijd maar zijn gedicht niet?
- Paul Dijstelberge
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Ik zocht op zolder
BeantwoordenVerwijderenIk zocht op zolder; kroop tussen de spleten
Achter de kolen, met groot gevaar
Aan spijkers te blijven haken.
Een klein laag kamertje vond ik daar,
Half donker. Toen kon ik een wandeling maken
Door gangetjes, waarvan ik nooit had geweten.
Ze liepen verward in elkaar.
Wie zou daar wonen? Een tovenaar?
- Hendrik de Vries