= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
* Neder-L
* npe
* gedicht
De vliet
Hoe vlot die ezel langs het jaagpad draaft,
Dat onder 't bootje babbelkletst het water;
— Ik vind mijn vliet een allerleuksten prater,
Wiens strengheid mijn moede ziele laaft.
— Zie hoe de lijn langs de oeverhalmen schaaft,
Dat kròm zij staat, daar traag maar los zij laten —
Plomps gaan in 't nat de kikkers, die daar zaten
En schieten baarzen, waar ge uw ziel voor gaaft.
Een hooge lucht, bont, vlokkig tegen blauw
En zil'vren wilgen, hooge populieren,
Omringen huisjes, vlak bij bergen hooi —
Ik sleep de hand door 't water en vind mooi
Ons lage land vol vaarten en rivieren,
Als in de lucht maar drijft zulk wit en grauw.
J.H. de Veer (ca. 1860-1915)
uit: De vliet. 50 sonnetten in spreektaal (1901)
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Geen opmerkingen:
Een reactie posten