= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
* dbnl
* wikipedia
* genootschap
* historici.nl
De planten
Des morgens, als de dauw haar vochtge wade
Nog om de perken toegevouwen houdt,
Staat reeds de hovenier met noeste spade
Te werken in den grond, als groef hij goud.
Eerst heeft hij ras de matten, die haar dekten,
Terzij doen schuiven langs zijn druivenkas,
Blij in den aanblik van de vroeg gewekten:
De rijpe trossen, zwellend achter 't glas.
Nu spit hij hier naast hoge chrysanthemen,
Zoetgeurende asters en de zonnebloem.
Voor wien ooit bogen zoveel diademen?
Maar hij zwoegt voort en taalt niet naar den roem.
Want straks, als in zijn tuin de kopers komen,
Moet alles proper zijn aan pad en plant,
En 't blozende ooft moet gloren van de bomen,
Of 't zó geschonken werd uit de open hand.
Aart van der Leeuw (1876-1931)
uit: Opvluchten (1922)
• Speel het gedichtenspel
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Geen opmerkingen:
Een reactie posten