• letterkundig museum
• wikipedia
• kb
• bloemlezing
De avondstond
Wat is toch, wanneer het donker wordt, de avondstond verrukkend!
Vooral wanneer men overdag heeft moeten zeggen: ‘Wat is het drukkend!’
En dan drinkt men met veel meer plezier
een scharretje* met een glaasje bier.
Ook weet ik niet hoe er mensen kunnen zijn
die iets hebben tegen de maneschijn
of die over de staartstarren
zo bijster kunnen harrewarren
zonder dat zij schijnen te weten
dat het niet anders zijn dan kometen.
Wat bij avond hoogst opmerkelijk is inderdaad,
ja onbegrijpelijk voor wie geen natuurkunde verstaat,
is, dat dan altijd de zon in 't westen ondergaat,
ja zelfs zonder dat zij 't een enkelen avond overslaat,
en evenmin valt aan een onkundige de verklaring licht
dat, als hij haar naloopt, zij hem altijd schijnt vlak in 't gezicht,
en zijn schaduw hem dan ook volgt op de voet,
maar hem vooruit loopt, zodra hij het tegenovergestelde doet.
Doch wie zulke fysische verschijnsels wil expliceren,
dient eerst nog een jaar of wat in het vak te studeren.
Doch wenden wij liever onze blikken naar deze statelijke abelen*.
Dat zijn kinderen, die daaronder spelen.
Aan hun schoolboek, benevens hun lei en hun spons*
hebben zij in dit bekoorlijk avonduur natuurlijk renons*;
terwijl andere mensen
mekaar fatsoenlijk ‘goedenavond’ en ‘hoe vaar je?’ wensen,
en andere weer zich vermaken met stoeien,
of met op de kant van een weiland te luisteren naar het loeien
van de zich aldaar bevindende ossen of koeien,
of ook wel om in een tentschuitje* naar de overzij te roeien.
Maar nu komt er iemand met een viool. - Hoor toe!
De man is blind; ofschoon er dat in 't donker minder toe doe’.
Die bij dat fraaie geluid zich niet voelt opgewekt mee te zingen,
of voor 't minst een polka of galop, of touwtje te springen,
van die kan men zeggen, zonder dat men zich vergiss',
dat hij een mislukte kwekeling van het Instituut der Doofstommen is.
Ofwel dat hij in plaats van met een hart te zijn geboren,
hij een kei in zijn borst draagt, en dat nog wel een bevroren.
Doch hier komt voor de variatie een onweder aan.
Menige schoorsteen kan nu gerust zeggen: ‘'t Is met mij gedaan.’
Terwijl in de verte vanachter de wolkgordijnen
van tijd tot tijd de bliksem begint te verschijnen,
ofschoon 't zo donker is in 't verschiet
dat men bovengenoemde zelfs meermalen niet ziet.
En er ontstaat zulk een vervaarlijk rommelen van de donder
dat men een honderd ton turf meent te horen, rollende van de zolder naar onder,
geaccompagneerd met zo'n ongemakkelijke regenvlaag
dat ik mensen die zonder paraplu zijn beklaag.
De halve populatie is onmiddellijk druipnat;
de andere helft heeft kou gevat;
de rest neemt terstond een warm bad:
van 't overig gedeelte heb ik geen tijding gehad.
De Schoolmeester (1808-1858)
een scharretje: kleine platte vis, vooral droog gegeten
statelijke abelen: statige zilverpopulieren
hun lei en hun spons: vroeger gebruikten kinderen een lei als een soort kladblok op school. De spons diende om een beschreven lei schoon te vegen.
hebben zij ... renons: verloochenen zij
tentschuitje: overdekt bootje
• Speel het gedichtenspel
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Geen opmerkingen:
Een reactie posten