• wikipedia
• dbnl
• letterkundig museum
• npe
• kb
Van den overkant
I. Morgen
Ik lag in 't oeverriet aan de' overkant
En tuurde naar haar raam in den buitensten paleismuur;
Ik kon niet zien dat zij verscheen,
Want de nevel dreef over de rivier.
Maar de hemel achter mij bloosde van kim tot kim,
Zoodat ik wist dat zij naakt voor haar raam moest staan.
II. Avond
Het zwerk wordt wit en rood, het landschap groen en geel,
Onder een wolk aarzelt de morgenster,
Achter een raam waakt de ster van mijn nacht.
Over den stroom, die mijn boot voorbijsleurt,
Begroeten elkaar de beide sterren,
Over mij heen ziend.
J.J. Slauerhoff (1898-1936)
uit: Yoeng Poe Tsjoeng (1930)
• Speel het gedichtenspel
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Geen opmerkingen:
Een reactie posten