woensdag 11 december 2019

Het mooiste theaterlied van 1919, door Jacques Klöters

Ook dit jaar had de jury het zwaar om het mooiste theaterlied van 1919 uit te kiezen.
Speenhoff drong met maar liefst twee liedjes door tot de eindselectie, met 'De zieke millionair' en met het innige duet 'De filosoof en het meisje' waarin de refreinregel 'Kind ik hou van jou' steeds rustig wederkeerde.
Willy Derby is thans na den grooten oorlog wel een van de meest naar voren tredenden jongeren. 'Het fiere schooiershart' dat hij zoo hartstochtelijk dramatisch zong op tekst van Otto Zegers is aan een opmars begonnen en zou wel eens een klassieker kunnen worden. Derbys liederen worden gefloten door slagersknechten en klinken in huiskamers en naaiateliers. Zijn lied 'Moeder' dat de getalenteerde Ferry van Delden voor hem schreef, getuigt van zijn nimmer aflatende populariteit en is het succes van den dag.
Maar er zijn andere jongeren die hem naar den kroon steken, zoals de voormalige groentenboer Kees Pruis die dan weer gul vroolijk dan weer smartelijk zijn repertoire brengt. De bekende toonzetter Willem Ciere, wie kent niet zijn potpourri's, bracht passende muziek aan onder het gevoelige lied 'Kindjes laatste wens' dat sommige juryleden wel èrg sentimenteel vonden. Maar sentimentele liederen zijn thans jè van hèt.
Verrassend kwam de jonge dichter-zanger James Cohen van Elburg voor den dag met zijn 'Izak Meijers wiegelied' waarin we de gein en de melancholie van het oude volk terughoorden.
Dirk Witte, onze eminente componist en tekstschrijver die elk jaar hooge ogen gooit - weet u nog twee jaar terug met zijn 'Mensch durf te leven'? - Nu was daar Nocturne, een plaatje van een lied met een melodie die je niet loslaat en een vertolkster, Stella Fontaine die een van den eersten onder onze voordrachtskunstenaressen is.

Maarrr, de absolute winnaar dit jaar is een lied waarbij men het uitgeschaterd heeft, een vaardig geschreven tekst met veel geestige zetten erin die tijdloos lijken, waar nog veel vervolgen op kunnen komen, een stukje volksleven dat niet mag verdwijnen, eminent gezongen door den Jordaanzanger Eduard Kapper, geschreven door denzelfden Ferry van Delden die ik daarstraks al noemde; het beste theaterlied van 1919 is "De begrafenis van Manke Nelis!"

Eduard Kapper en Ferry hebben speciaal voor vandaag een vervolg erop geschreven:

De terugkomst van Manke Nelis

'k Bezong u Manke Nelis zijn begrafenis
Maar nu komt het mooiste nog pas aan
Ik zal u nu het laatste nieuws vertellen gaan
'k Wed dat u versteld ervan zal staan
Ze zaten in de kroeg zoals ik u reeds heb verteld
Toen plotseling Dronken Toon lijkwit naar binnen kwam gesneld

Hij riep: Jongens, een glas water voor de schrik
D'r is een wonder pas gebeurd, mensen, ik stik
Want zo- even komt de man van het kerkhof bij me aan
Die vertelt mij dooie Nelis is zojuist weer opgestaan
Hij was maar schijndood is zoëven woest gestemd
Uit z'n kuil geklauterd en zo in z'n hemd
Fijn gewandeld naar de dijk
en daar zit 'ie nou te kijk
Als het tweede nagemaakte levend lijk"

Als antwoord klonk een rauwe kreet toen door de kroeg
Een ieder stond genageld aan de grond
Dronken toen van schrik elkanders glaasie leeg
Keken stom verslagen in het rond
En Schele Dries die riep "D'r moet gehandeld worden vlug
Bestel die stoet opnieuw, dan halen we Nelis weer terug"

Dat was goed en zo gezegd zo ook gedaan
En even later zag je voor het kroegie staan
De koets en bakkies die 'em 's morges weg hadden gebracht
En al de kraaien liepen in hun officiële klederdracht
En toen reed de vreemde stoet met veel bekijks
Weg om Nelis op te halen van de dijk
"Kijk eerst goed", riep Rooie Chris,
"of het die manke degelijk is
Komt mij te link voor hoor, die hele bissenis.

En onderweg kwam Gerrit plots op 't idee
"We binne abuis zeg, stop er es koetsier
Wat mot die lijkkoets zeg, 't is geen begrafenis nou
We motten 'em halen in een Jan Plezier"
"Da's waar ook", riep een elk, "daar hebben wij niet aan gedocht
En daarom werd er gauw een bruiloftswinkel opgezocht
En ze hebben wijl er stevig werd gebierd
Eerst de koets met slingers helemaal versierd
Met lampions en vlaggen en al de kraaien, wat een mop
Zetten allemaal een bruiloftsmutsie boven op hun kop

En zo kwam de hele boel, wie doet je wat
Aan de dijk waar Nelis in z'n hempie zat
Ze droegen hem rond en hesen hem toen
Met een kruikie Bols en een fles citroen
De koets in tussen al de slingers en het groen

Maar toen werd in de Spaarndammerstraat weer gestopt
Bij hetzelfde kroegie van die Rooie Bart
Maar Nelis riep "Rij door, want anders blijf ik hier
Misschien weer staan al onder het biljart"
En hossend, zingend is het stel de stad weer doorgegaan
Kwam de versierde rouwstoet weer terug in de Jordaan

Nelis sprong toen in z'n hempie op de bok
Riep "Wie leent me effe een broekie of een rok?
'K sterf hier van de kou ik sta te rillen als een riet
Krijg een bekeuring aan m'n pet wanneer een smeris me zo ziet
En ze stopten voor de deur toen van z'n vrouw
Toen die d'r vent weer zag toen viel ze bijna flauw
Gilde "Oh Nelis, wat een strop,
sterf nou gauw met die honderd pop
Die 'k van de dooie bos gekregen heb zijn op"

De postbode die Nelis zag die kreeg een stuip
Gilde "Me honderd poppies terug kedin
Als je niet op staande voet teruggeeft hier
Slaan ik je nou meteen je harses in
Die grappen maken van jouw, die koste mij m'n lood sebiet!
Betaal of je kist weer in, of je levend bent of niet"

De kastelein riep "Wacht nog effe, dooie vent
Laat 'ie me eerst betalen, ik krijg nog tachtig cent"
En z'n vrouw riep "Zeg dooie dief, wat lever je me nou
Ik heb alweer een andere vent, ik heb niet gerekend meer op jou"
Maar Nelis riep "Scheld maar raak, ik hou me stil
Ik zal toch zeker doodgaan zeg, wanneer ik wil
'k Blijf fijn nog wat in mijn Jordaan
'k heb nog een lekker neutje staan
Leve de lol, die dooie boel is niks gedaan"

Repertoire: Eduard Kapper
Tekst en muziek: Ferry (van Delden )


Jacques Klöters