zondag 22 juli 2018

Mieke van Zonneveld -- Queeste

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

leest voor
turing
bb
vsb-prijs







•• In zijn sonnettenproject op Neerlandistiek.nl behandelt Marc van Oostendorp de ontwikkeling van de Nederlandse taal aan de hand van 196 (14x14) sonnetten. De laatste reeks van veertien is op speciaal verzoek door veertien dichteressen geschreven. Veertien maandagen lang kunt u hier steeds een van die sonnetten lezen, inclusief beschouwing. Vandaag het derde. De eerdere waren van Lieke Marsman en Delphine Lecompte.




Queeste

Valencia lokt hem naar haar kathedraal
ontbloot voor zijn ogen het hart van de stad
haar gotische poort en haar heilige graal
die eenmaal gevonden geen waarde meer had.

Hij hangt de toerist uit en kuiert langs pleinen
die aangenaam stralen in laatwinterlicht
kust andere borsten en denkt aan de mijne
die wit zijn en heilig en altijd uit zicht.

En ik die al veertien jaar woon in gezangen
mijn liefdesverklaringen schreef in de wind
vanwaar raak ik plots in de ban van dit wrange

besef dat ik mij op een tweesprong bevind?
En hoe kom ik af van dit bange verlangen
naar rijtjeshuis, echtgenoot, kind?


Mieke van Zonneveld (1989)


Wie sommige hedendaagse dichters flink bang wil maken, moet ze vragen om een sonnet te schrijven. Mijn plan om het aan veertien van hen ook echt te vragen, bleek menige virtuele angstige blik op te leveren: moesten ze nu per se aan het rijmen gaan? Zou ik niet boos worden als het metrum niet helemaal lekker liep? Soms stuurde iemand me een paar weken voor de deadline nog een noodkreet: zo’n strakke vorm, dat ging echt niet lukken.

Steeds liet ik de bedrukten weten dat mijn vraag alleen maar was om een ‘sonnet’ en dat ik ervan uitging dat niemand beter weet wat dat precies voor een ding is, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, dan de dichters. Het einde van deze lange, lange reeks is vooral een onderzoek naar wat dichters nu nog denken bij het gedicht. En zoals jullie de komende weken zullen merken: met rijm of metrum heeft dat weinig te maken. Het enige vaste aan de vaste vorm zijn, zo lijkt het wel, de veertien regels.

Mieke van Zonneveld is de uitzondering – niet voor niets, zou je zeggen, debuteerde ze in het tijdschrift De Tweede Ronde, het inmiddels ter ziele gegane bastion van de vorm. Hoewel Van Zonneveld geloof ik nog geen sonnet publiceerde, woont de ik in dit gedicht al “veertien jaar” in gezangen.

En vooral: dit sonnet is geschreven in zogeheten amfibrachen, iedere regel bestaat uit vier keer het patroon taDAMta. In dat metrum zijn in het Nederlands heel weinig gedichten geschreven, en bij mijn weten nooit een sonnet.

Het past wonderwel bij de inhoud van het gedicht, de lichtzinnigheid van de hij, de erotiek van de kathedraal en van ‘andere’ borsten, en dan de omslag (de klassieke omslag tussen het octaaf en het sextet) naar het getob van de ik, inclusief de laaste regel waaraan een voet ontbreekt zodat het gedicht abrupt eindigt?

‘Queeste’ laat zien dat het sonnet niet dood is, maar dat het ook nog danst. Tot aan het eenentwintigste-eeuwse rijtjeshuis.

• Marc van Oostendorp







• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

Geen opmerkingen:

Een reactie posten