donderdag 20 oktober 2016

Henric van Veldeke & Elvis Peeters -- Het zijn goede nieuwe tijden

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

veldeke wikipedia
peeters wikipedia
peeters website
Het zijn goede nieuwe tijden gezongen









Het zijn goede nieuwe tijden
nu de vogels vreugd verspreiden,
zingend, waar men bloemen ziet.
Dit zijn de jaargetijden
die ons graag verblijden,
ik daarentegen ben het niet:
mijn domme hart smoorde mijn lied,
zodat ik hard en zwaar moet lijden
aan het lot dat mij geschiedt.

De schoonste, beste van de vrouwen
tussen de Rhône en de Souwe
gaf mij blijdschap van tevoren.
Maar het kwam mij te berouwen
door domheid, niet uit ontrouw, en
het kwam dat ik haar heb verloren
die mij het meest toch kon bekoren
van al wie ik op aarde mocht aanschouwen.
En nog steeds treft mij haar toorn.

Al te hooggestemd beminnen
bracht mij buiten zinnen.
Toen ik haar ogen en haar mond
zo mooi zag staan, en ook haar kin, en...
toen werd mijn hart daarbinnen
door zoete domheid diep gewond,
verloor wijsheid in mij zijn grond.
Dat schiet mij sindsdien vaak te binnen
bij al het ongeluk dat ik doorstond.

Vervloekt dat kwade woord, verwaten,
dat ik het niet heb kunnen laten.
Bedrogen door mijn domme waan,
haar begerend buiten mate
probeerde ik haar te bepraten:
kom, neuk mij dan, rechttoe rechtaan.
Maar ik kreeg het niet gedaan
dat zij haar deugdzaamheid zou laten
door op mijn avances in te gaan.



Ez sint guotiu niuwe maere,
daz die vogel offenbaere
singent, dâ man bluomen siht.
zén zîten in dem jâre
stüende wol, daz man vrô waere,
leider des enbin ich niht:
Mîn tumbez herze mich verriet,
daz muoz unsanfte unde swaere
tragen daz leit, das mir beschiht

Diu schoenest und diu beste vrowe
zwischen dem Roten und der Sowe
gap mir blîdeschaft hie bevorn.
daz ist mir komen al ze riuwen
durch tumpheit niht von antriuwen,
daz ich ir hulde hân verlorn,
die ich zer besten hete erkorn
oder in der welte mohte schowen.
noch sêre vürhte ich ir zorn.

Al ze hôhe minne
brâhten mich ûz dem sinne.
dô ich ir ougen unde munt
sach wol stên únd ir kinne,
dô wart mir daz herze enbinne
von sô süezer tumpheit wunt,
Daz mir wîsheit wart unkunt.
des bin ich wol worden inne
mit schaden sît ze maniger stunt.

Daz übel wórt sî verwaten,
daz ich nie kúndè verlâten.
dô mich betrouc mîn tumber wân.
der ich was gerende ûz der mâten,
ich bat sî in der kartâten,
daz sî mich müese al umbevân.
sô vil het ich niht getân,
daz si ein wênic ûz der strâten
durch mich ze unrehte wolte stân.


Henric van Veldeke (ca. 1150 - na 1184)
vertaling: Elvis Peeters (1957)
uit: Ik bid de liefde (2016)





• Speel het gedichtenspel

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

Geen opmerkingen:

Een reactie posten