• dbnl
• wikipedia
• kb
• bwn
• gedichten
Wie zou de VSB-poëzieprijs krijgen als het terug 1917 was? Deze week aandacht voor vijf in 1916 verschenen bundels, toegelicht door een vakkundige jury, met aan het eind een publieksverkiezing van de beste bundel. Vandaag als laatste Lente-maan van P.C. Boutens, ingeleid door Coster zelf, die ook zes gedichten uit deze bundel koos.
*
Als er in het eerste kwart van de vorige eeuw iemand aanspraak kon maken op de titel ‘dichter des vaderlands’, dan was dat ongetwijfeld P(ieter) C(ornelis) Boutens (1870-1943). Zijn werk werd zeer gewaardeerd, en enkele van zijn boeken haalden enorme oplages. Zijn veelgeroemde bewerking van de Beatrijs, bijvoorbeeld, beleefde bij zijn leven al 33 drukken (inmiddels zijn het er 49). Daarnaast was Boutens ook wel wat je nu een bobo zou noemen: hij was betrokken bij de oprichting van de Vereniging van Letterkundigen en werd daar later voorzitter van, en vervulde functies bij twee letterkundige fondsen. Bovendien had hij (ook als gevolg van zijn leraarschap op een elitaire kostschool) contacten in de betere kringen.
Of hij ook daadwerkelijk tot dichter des vaderlands zou zijn benoemd, is nog maar de vraag, want Boutens was homoseksueel (hij woonde met zijn als ‘huisknecht’ vermomde partner aan een statige laan in Den Haag), en in die tijd was dat wel een punt. Genoeg punt, naar men zegt, om hem een verdiende ridderorde te weigeren – maar hij schreef wel het (volgens velen nogal onbegrijpelijke) gedicht ter gelegenheid van het huwelijk van Juliana en Bernhard, in 1937, dat in een enorme oplage verspreid is geworden geweest.
Eenentwintig jaar eerder verscheen zijn bundel Lente-maan. Het was niet zijn succesvolste – slechts een keer herdrukt – en ook niet zijn best ontvangen werk. Een bespreking repte van “nevels, te ijl om te vatten of eindeloos verglijdende ondoordringbaarheden rond meestentijds onzichtbaar blijvende bergtoppen” en “damp-verdichtingen, waarachter het vlies-dun vliegtuig van zijn zelfgenoegzaam lied niet meer te volgen is”. Dat is beeldend gesproken, maar wel een beetje overdreven, want hoewel hedendaagse ogen zeker zullen moeten wennen aan de gedragen formuleringen en de wat plechtige bewoordingen, is de boodschap goed te volgen. Boutens zoekt het hogere, het zuivere en het geestelijke, maar hij laat de lezer niet alleen achter op het pad omhoog, en leidt hem naar een wereld der ideeën waar “smart en vreugde slechts aspecten zijn van een zelfde liefdesgemeenschap – die leven en dood omvat”. En dat die hoge wereld dan voor sommigen inderdaad vol “nevels , te ijl om te vatten” is … nu ja, dat is dan maar zo.
Raymond Noë
*
Dit is ter goede wake het goede lied
Dat houdt den waker wakker en wekt d' ander niet.
Te luistren naar het kloppen van beminde hart,
Lied nooit beluisterd, nooit meer met éen geluid verward.
Want alle harten kloppen anders met andren slag,
Maar ieder hart klopt eender tot zijn laatsten dag.
God maakte zooveel tonen als er harten zijn,
Dat wij elkaêr herkennen door dezen veegen schijn.
Dat wij elkander weten nu en voorgoed
Aan 't onmiskenbaar zingen van het donker bloed.
Want alle bloem verwelkt en alle schoon valt af,
En heel de wereld is een licht en bloeiend graf.
Maar alle harten kloppen hun eigen donkren slag,
En ieder hart klopt eender tot den laatsten dag.
Ik peins - mijn hart erkent het niet -
Hoe alle wezen eenzaam is,
Hoe uit bezit en uit gemis
Dezelfde moeheid overschiet,
Die van al wat zij heeft doorkend,
Die van al wat zij heeft begeerd,
Haar grondeloozen glimlach keert
Naar doods onpeilbaar donkren wand...
En nu - ik ben niet meer alleen...
O bovenwezenlijk bedrog:
Gij zijt hier niet, gij zijt hier toch.
Daar dauwt door 't slui'rend lichtgeween
Een heller tegenwoordigheid:
Een blind onzienelijk gezicht
Klaart uit de zee van sterrelicht -
En geene vrees of gij het zijt,
Die dus verroereloosd beroert
De wellen dezer donkre mijn
En keert in levende fontein
Wat diep en lichtloos lag gevloerd -
En wat ik onbewijsbaar dacht
En onuitsprekelijk verbeurd,
Breekt spraakloos uit en bloeit en geurt
Als witte rozen in den nacht.
Kussen van uw lippen en uw oogen,
Zachte daden uwer handen,
Zooals koele wateren getogen
Door de tuinen dezer landen,
Drenken in onmiddellijk bevloeien
's Harten diepste wortelcellen,
En naar een oneindig openbloeien
Gaat de siddrende aandrift zwellen, -
Een geluk als nieuwe wijn geschonken,
Waar de schijnen dood en leven
Schaduwloos in liggen wegbezonken,
En daar is alleen gebleven
Aandacht waar al donkere geruchten,
Aller namen duizendtallen,
Welke blaadren en onrijpe vruchten,
Tot verglansde stilte vallen.
Ik weet, nu zet
Uw schoone deemoed in haar avondlijk gebed,
En viert Gods uur
Op de verstilde stemmen zijner heilige natuur,
En peinst zich uit
In al de zoete klagen die de wind verluidt,
En schikt haar beê
In 't ingetogen ruischen van de vrome zee,
En telt ten snoer
De sterrepaarlen spranklend over hemels vloer,
En wijlt bekoord
In zwijgende aandacht die zich voelt verhoord
En nieuw en sterk
Tot haar klein aandeel in Gods ondoorgrondlijk werk.
In diepen duizel
Te hel voor peilen
Staan van weêrskanten
De afgronden open:
Spiegels van oogen
Waarin verijlen
De blikken die ze in
Elkander doopen...
Elk stralend antwoord
Brengt feller vragen:
In lichte bloemen
Naaktlichte harten
Wier vlotte luisters
Voor luisters vagen,
Nu lavend glanzen,
Dan flitsend smarten...
Wat vleuglen dragen
Dit bijster zweven,
Wat broze bruggen,
Maanregenbogen,
Tusschen de kolken
Van dood en leven,
Van lokkende onmacht
En alvermogen?...
Ik luik mijn oogen:
Daar was een morgen
Zoo hoog en heilig
Als kort van duren:
Ik zie zijn oogen
Mij nog verborgen
De veilige opvaart
Door hemels vuren...
Ik luik mijn oogen:
Daar was een avond
Zoo wijd en innig
Na troostloos zwerven,
Die mij zou bedden
Voorgoed gehavend
Met al de dingen
Die lijdlijk sterven...
• Speel het gedichtenspel
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Geen opmerkingen:
Een reactie posten