woensdag 4 april 2018

Fritzi Harmsen van Beek -- twee gedichten

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
vrouwenlexicon
dbnl
literatuurmuseum
npe
youtube






Moeder of vader,

niemand, ook hij niet, bleek van meerdere zeeën
overspoeld, verwekt uit menigvuldig zaad. Toch

wilde hij een zwaar, machtig man zijn, het bed
delen met deze ene onwijze kat, gediend zijn van

haar haakse pootjes, aangeblikt door haar reliëf-
loos oog en haastig, gruwelijk besnord, wilde hij

nestelen in al haar takken bloot. (Des nachts,
leesgierig opgesloten met Mark Twain in het

closet, hoorden wij, wel beangst maar schaamteloos,
gewetenloos van onschuld hun verlate gang naar

het nabije, snorkende bidet.) Hij wou haar koorts,
haar ogen sluit en tong klem. Hij wou haar wel van

wanhoop schubbig, vel gestold en vederloos volslagen,
geplunderd als een engel, die uitzinniger bemind,

van weerzin eindelijk bezweek en roerloos werd. Hij
werd bij haar crematie vreemd. Wij stonden machteloos,

hun misselijk nageslacht, de zwakke, hoewel kritisch
hoogst begaafde materialisatie van hun fictie, tot

zijn dood, tijdens het zenuwachtig zoeken naar een
voorwerp dat hij in zijn zak droeg, ons tenslotte heeft

ontzet. Nu zijn wij dikwijls droevig en besluiteloos,
aan niemand dan onszelve meer verwant. Wij zoeken nu

geen schuilhoek meer voor overwintering. Wij zeggen nog
wel, weet je wat, laten we veel geld gaan verdienen,

maar 's avonds laat dronken, in omhelzingen verslonden,
spreken wij, ten minste triomfantelijk, het laatste

woord: Nu kust hem niemand, niemand meer, de arme oude man


*


Bij het weerzien zei de impertinente prinses:

- Droomopwaarts heb ik een klein
grauw vogeltje tam gemaakt

dat mij slechts ritseling berokkent,
liegt, verstopt en treurt.

Ik ken alleen zijn nachtelijk gesnavel,
later, lachender maan, hij, zaliger,

vergeet mij en ontkent en loochent luid
van onder oud gras en uit dode bladeren.

(Al wat ik liefheb neemt gestalte aan
in het ontstelde lover, onverstaanbaar!)

Hij, voor hij wegwiekt, even spreeuwt en
sputtert nog en werpt een kleine klad,

maar ik verschiet niet meer noch bloos,
zeer verontreinigd ken geen kleur om hier

bij aan te nemen, ik, kameleontische juffrouw,
onder vanille sneeuw ternauw bedolven,

- miskennelijk ontkleurd en nu verblekende
voorgoed - herinner, o herken de zwarte

limousine waarin feestelijk ik als een
harteloos reptiel onder mimosastruiken zat,

grauw van verwarring. Welnu, onthutste vriend!
Tast nu in waan-zin laag en voel ontzet met

fijnste handschoenlederen hand naar de hou-
vast aan je beminde buik: Ai, decoratie?!

En zwel maar op, welk of vervel, verval en
ik hoop flauwtjes liever, - o liever nu geen

toespraken of bloemen


Fritzi Harmsen van Beek (1927-2009)
uit: Geachte muizenpoot (1966)





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

Geen opmerkingen:

Een reactie posten