zondag 24 juni 2018

Halbo C. Kool -- Kantoorwerk

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

wikipedia
dbnl
npe
arjan peters









Kantoorwerk

Morgen

Het hazeslaapje van de snelle stad
maar slecht en half haar oogen uitgewreven,
stuurt zij de fiets alweer langs 't vaste pad
naar het kantoor, waarvan zij schriel moet leven;

reeds door den drom der fietsers ingevat
ziet zij het aanvangsuur haast aangegeven
op klok na klok, wanneer de blik nog nat
is van de tranen, uit haar droom gebleven —

het is klokslag, een pas of wat nog even
met buitenlucht haar longen volgedreven
en 't is alsof zij hier van gister zat:
haar handen dansen op de toetsen, rad
gelijk de rappe voeten moesten zweven
langs een parketvloer, vullend blad na blad.


Middag

Zij kan, als zoveel andr'en. zoveel leren
van dit kantoorwerk, in haar vrije tijd,
maar zakgeld, uitgegeven voor studeren,
vereist strikt overleg en wijs beleid —

dus maakt zij onder t schaften met meneren
en dames zonder solidariteit
een rekensom van eten, huur en kleren;
zij ziet het schoolbord en zij voelt het krijt:

reeds luidt een bel, die prompt Kaar op doet veren,
naar kruk en schrijfmachine wederkeren
in peinzend knagen van vaag zelfverwijt;
de lettertoetsen ratelen om strijd,
de middag zoemt en schijnt voorbij te scheren,
maar laat een nasmaak van verbitterdheid.


Avond

De avond wenkt na 't matig middagmaal
door 't open raam verleidelijk naar binnen
met losse wolken uit zijn hemelzaal,
hij roept met stadsrumoer tot alle zinnen —

haar dwingt een zakenbrief in vreemde taal
zich op versteende vormen te bezinnen,
de levenswarme hand schrijft haal na haal
de voorgeschreven, zinneloze zinnen;

zij is de hoofdfiguur van het verhaal,
dat zich met haar slechts afspeelt, voor eenmaal,
eenvoudig toch van arbeid en beminnen,
gelijk verhalen dagelijks beginnen
en eindigen voorgoed, een andermaal:
een leven te verliezen of te winnen.


Nacht

Geen zag dien zoeten glimlach in haar slaap,
toen 't omgewoelde dek was afgegleden,
geen zag de tranen leken langs haar slaap,
de spiegeling van diepe tederheden —

haar streelde moeders hand, of kwam een knaap
de kamer harer dromen binnentreden
met in zijn armen een zacht blatend schaap,
een lam nog, wit en blinkend van gebeden?

zij spreekt: — o, blinde muren die ik schraap,
o, afgeschilferde uren, die ik raap
als afgevallen appels uit het Eden
voor dorst en winter, o, mijn zoet verleden,
mijn toekomstdroom, o, grondeloze gaap
van moeheid — zijt gij haast geleden, heden?


Halbo C. Kool (1907-1968)





• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster

Geen opmerkingen:

Een reactie posten