Ga je op internet zoeken naar de beestjes zijn gaan vliegen en variaties daarop, dan vind je eigenlijk alleen Vlaamse fragmenten van de eerste helft twintigste eeuw, en niet meer dan een stuk of vier - en van die vier zijn er drie van Warden Oom, opmerkelijk genoeg. Maar ook uit deze fragmenten wordt niet echt duidelijk waar de zegswijze nou precies voor staat. Waarschijnlijk zoiets als 'nu/als alles voorbij is' ... Wie het weet, mag het zeggen (in de comments onderaan).
Oprecht waar. Mensche moest er exempel op nemen. Als je dat bepeist. Artheur, dat heeft geslaafd en gewroet, geheel den liefelijken zomer, dat heeft nest bemaakt en gebroeid, misschien wel drie keers achtereen jongen bezorgd en geäasd, en, nu dat de beestjes gaan vliegen zijn en de Winter aan de deure staat, laten de moertjes Boergogne waaien. Ze 'n schuifelen wel niet meer, maar ze zijn los en vrij en ze repeteeren zoetjes hun zomerzang. Ze'n hebben maar voor hun eigen alleen meer te zorgen, én, kijk, Artheur, hoe ze daar zitten, zot achter elkaâr. (uit Mietje Mandemakers & Cie uit 1927, van Edward Vermeulen (de echte naam van Warden Oom).
Laat ons nu dus allemaal ons gewoon leventje herpakken en kijken naar de vliegmaseumen (sic, misschien vliegmachienen?) die door de lucht zoeven, al knarsetandend en naar de dorschduuvels (dorsmachines), die over de straatsteenen rodokkeren op weg van het eene boerenhof naar het andere. Laat ons luisteren naar de haans die kraaien en naar de menschen die kakelen, want de beestjes zijn gaan vliegen! (uit De Poperingenaar van 1 november 1931)Uit een artikel uit De Stem uit België met de kop Warden Oom aan de West-Vlamingen over de Kempenaars, zo te zien over het gebrek aan voedsel in de Eerste Wereldoorlog:
Ten derde: de Kempische tevredenheid met eenvoudigen kost. — Jammer dat de plaats zoo beperkt is. Ik zeg alleenlijk dit: hier eten de menschen om te leven en bij ons vond men er al een cijfertje die leefden om te eten. Hier hebben de menschen een goede maag en bij ons vond men er een fractie die altijd met een ditje of een datje geplaagd zaten: buikpijne, hoofdpijne, tandpijne, scheuremond, zenuvvtjes - och ja, zenuwtjes - en een arme maag en geen eetlust, uitgezonderd om cremechocolade en pralinetjes uit te zuigen bachten de deuren. Nu, dat de beestjes gaan vliegen zijn, smaakt ons wel alles goed. Hadden we nu maar korteletten en schotelvleesch, we zouden er het vette deel niet van aan de katte gooien. Hadden we nu maar terwebrood, we zouden geen toten trekken, omdat het nog te zwaar is, nee'w', we zouden er in bijten tot over den neus. Wij bijten nu in veel zwaarders- en 't smaakt ook. Een lesse. Een zware lesse !
Weerdschap
Allemale welgekomen!
en aan tafel plaatsgenomen,
slaat een kruiske; doet een bee.
Pakt van ’t eerste een schepke mee,
’t noemt entreetje : ’t is goe meuge.
Drinkt Sauterne een ferme teuge.
v Oxtailsoep dan – of hoe ’t zij –
met Chateau Corbin erbij,
Terrebut is best genoten
met een glas Cerons begoten.
v Ossenspier in groentenblad
met Laroze of entwat.
v ’t Kieken moet er zijn als ’t foor is
met een glaaske Nuits Sint Joris.
v Taarten, ijsbak naar uw zin,
speelt het met wat schuimwijn bin!
v Nonnegoed en sneukeldingen
binst de flesschen openspringen,
sulfers, tabak, ’t lied erop;
Koffie, leute, zware kop.
Kruiske, bede en zonder liegen
zijn de beestjes nu gaan vliegen!
Warden Oom (1861-1934)
uit: Volkse verzen (1973)
goe meuge: goede kost
als ’t foor is: als het kermis is
ijsbak: bak ijs of ijstaart
nonnegoed en sneukeldingen: snoeperij, lekkernijen
’t lied erop: zang (en eventueel dans)
leute: plezier
zware kop: van de alcohol