woensdag 14 oktober 2020

De waarheid over Charivarius' 'Rid- en runders'

Charivarius' bekende gedicht 'Rid- en runders' (zie helemaal onderaan) zit vol spitsvondige samentrekkingen als "Ik zie kro- en meisjes kussen" en "dreu- en andre musschen". Hij begint het gedicht door zijn inspiratiebron te noemen:
César Gezelle zingt:
“’k Zie schapen, witgewold,
’k Zie rid- en runders draven ...”
Als je er bij stilstaat, is dit eigenlijk een wat vreemd citaat. Caesar Gezelle, neef van Guido en eveneens priester, was helemaal geen plezierdichter of taalknutselaar, dus een dergelijke speelse samentrekking zou hij nooit gebruiken — zou je zo denken. De eerste gang is dan naar het werk van Gezelle zelf, maar als je googelt op rid- en runders + Gezelle vind je enkel het gedicht van Charivarius. En de DBNL heeft heel weinig werk van deze dichter, dus daar loopt het spoor ook dood. Naar de KB dan maar, om daar al zijn bundels door te vlooien?

Na een oproepje onder de abonnees van de Coster-gedichtenmailing komt er hulp uit Finland. Rogier Nieuweboer van de afdeling Nederlands van de Universiteit van Helsinki had de ingeving om op rid- en rundvee te googelen, in plaats van op rid- en runders, en vond een bloemlezing uit het werk van Caesar Gezelle, waarin de regel "’k Zie schapen, witgewold, ’k Zie rid- en rundvee draven" voorkomt — in het gedicht 'Hooi', een lofzang op het Vlaamse platteland. Rundvee, dus, en geen runders. Betekent dat dat Charivarius het citaat naar zijn hand heeft gezet, om tot een grappig gedicht te kunnen komen? Want gesteld dat ridvee daadwerkelijk iets is, is de samentrekking rid- en rundvee verder niet opmerkelijk of grappig.

Maar wat is ridvee dan? Online is het woord niet te vinden, en het Woordenboek der Nederlandsche Taal kent het ook niet. Het enige lemma met het woorddeel rid erin en dat ook gewag maakt van iets vee-igs, is de derde betekenis van ridderen (II):
Van jonge manzieke deerns. Achter den man loopen. Verg. gron. op de riddel wezen: op hol zijn; in het bijzonder: veel bij straat zijn en het manvolk naloopen
'Op hol zijn', dat is wel te rijmen met het draven in de dichtregel. Maar er is geen spoor van bewijs dat dat er een verband is.

Dan maar kijken of het werk van Gezelle toch niet te vinden is. De bloemlezing noemt als bron de bundel Herbloei uit 1923 (die de DBNL niet eens vermeldt), maar die in zijn geheel op Delpher blijkt te staan. En daar wordt dan het definitieve antwoord gevonden: de dichtregel "'k Zie rid- en rundvee draven" op blz. 41 bevat twee voetnootcijfertjes, een 2 achter rid- en een 3 achter rundvee. Op blz. 42 volgt de uitleg in de voetnoot: 2) ridvee, paarden, veulens en kachtels ['jonge paarden'] en 3) rundvee koeien, geiten en schapen. Wat ook wel weer raar is, want niemand zou nu nog een schaap als rundvee betitelen, en een geit ook niet. Maar in het Vlaanderen van een eeuw geleden kon dat dus nog wel, blijkbaar.

En daarmee is het oordeel definitief: Charivarius heeft het citaat moedwillig naar zijn hand gezet, en zo de gek gestoken met de eerbare Gezelle, die een dergelijke frivoliteit nooit gebruikt zou hebben. Maar het zij Charivarius vergeven, want had hij het niet gedaan dan hadden we niet dit spitsvondige plezierdicht gekend.



Rid- en runders

César Gezelle zingt:
“’k Zie schapen, witgewold,
’k Zie rid- en runders draven ...”

Wij gaan voort:

’k Zie schapen, witgewold,
’k Zie rid- en runders draven,
’k Zie vo- en vlegels zich
Aan wa- en bitter laven.
Al is de stad ook vol van stu- en decadente'
Die speel- en alcohol
Verkiezen boven lente,
U, boe- en kippen-ren,
U, lust- en korensc-hoven,
U, var- en vlinderken,
U stel ik ver daarboven!
In ’t mooie voorjaarsweer,
Gaan bloe- en ramen open,
’k Zie ieder met een bloem,
Zelfs schoo- met anjers loopen,
’k Zie ei- en beuken staan,
En dreu- en andre musschen.
Wijl lij- (geen vrijsters!) slaan,
’k Zie kro- en meisjes kussen.
En mensch en kunstenaars
Zij dragen en zij eten
Veel flam- en waterbaars,
Bij ’t hij-, zij-, zwijgend zweeten.
Geen pneu- slechts harmonie:
De tweedracht wijkt voor vrede,
De ru- voor poëzie,
Juicht kin- en ouders mede!
Want len- en warmte is daar,
Mijn geest stijgt op, naar boven,
’k Wil nat- en morgenuur
Met vul- en lippen loven!


Charivarius (1870-1947)