Het is ‘Week van het Nederlands’, en daarom deze week vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als vierde: ‘Woorden’ van Jacqueline van der Waals, over de taal als middel om de werkelijkheid te benoemen (en daarmee het wonder stuk te maken). (Naar Rainer Maria Rilke’s ‘Ich fürchte mich so vor der Menschen Wort’.)
Woorden
Ik wantrouw het woord, een mensch, dat
praat,
Het weet van alles het hoe en waarom;
Daar is op aarde geen heiligdom,
Waar niet het woord naar binnen gaat.
En dit heet ‘huis’ en dat heet
‘hond’
En dit heet ‘God’ en dat ‘gebed’,
En noemt men iets, dan weet men het,
En nergens is meer heilige grond.
Der menschen woord raakt alles aan.
— En dan verstomt der dingen lied, —
Hun tuin grenst vlak aan Gods gebied
....
Ik waarschuw: blijf van verre staan,
En nader niet met een naam, met een
woord,
De juiste term, de gave zin,
Het doode lichaam ligt er in
Der dingen, die men heeft vermoord.
Jacqueline van der Waals (1868-1922)
uit: Iris (1918)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten