• interview
• npe
• enkele gedichten
• youtube
• poetry
•• In zijn sonnettenproject op Neerlandistiek.nl behandelt Marc van Oostendorp de ontwikkeling van de Nederlandse taal aan de hand van 196 (14x14) sonnetten. De laatste reeks van veertien is op speciaal verzoek door veertien dichteressen geschreven. Vandaag en de komende dertien maandagen kunt u steeds een van die sonnetten lezen in de Coster-mailing, inclusief beschouwing. Het tweede sonnet is van Delphine Lecompte. Het eerste was van Lieke Marsman.
Vreemde vogelsonnet
‘Kirrende makelaar gedraag je!’ Zeg ik streng in een cinemazaal
Er zit helaas niemand naast me, zelfs mijn moeder is blozend weggegaan
Ik geeuw en vraag me af of ik ooit een okapi zal aanraken
De film gaat over een Noorse scheephersteller en een tragische koorddanseres.
Op een brug wordt de koorddanseres gered, maar dan zit ik al op een terras
‘Frunnikende imker, beheers je!’ Sis ik ongeremd en luid
Een pelsjager met een bochel lacht me uit, zijn wreedheid deert me
Nog te vaak laat ik me ontmoedigen door boertige ploerten.
Ik zal dan maar verslagen zijn en huiswaarts keren
Daar kan ik tenminste boterhammen voor onbestaande narren smeren
En een grote vriendelijke diepvrieskreeft in mijn vulva introduceren.
Gelukkig kom ik de oude kruisboogschutter tegen, gelukkig heeft hij een paleis
Gelukkig stopt hij makrelen in mijn mond, gelukkig stopt hij als ik stop zeg
Gelukkig ben ik dapper genoeg om hem zijn Blauwbaardverleden te vergeven.
Delphine Lecompte (1978)
Over sommige dingen blijkt nog steeds nauwelijks geschreven te zijn. Delphine Lecomptes Vreemde vogelsonnet kun je lezen als een gedicht over een thema waarover nog maar weinig gedichten geschreven zijn: angst voor mannen. Het moet toch minstens even reëel zijn als de angst voor vrouwen, en je zou als je willekeurig welke cijfers over seksueel geweld bekijkt zelfs zeggen: reëler.
Toch is de vagina dentata een klassiek figuur in de Nederlandse letteren en de grote vriendelijke diepvrieskreeft niet. Gerrit Komrij schreef ooit een gedicht dat bijna een zustergedicht van het vreemde vogelsonnet is:
Du musst verstehnDe parallellen tussen de twee gedichten – het feit dat er aan het eind een ontmoeting is met een oude vrouw of een oude man, die vriendelijk doet en misschien kwaad wil, het feit dat aan het eind wordt verwezen naar het graf of de kamer van Blauwbaard – zijn vermoedelijk toeval, maar ze springen in het oog. Misschien zeggen die parallellen iets over de structuur van de angst.
Als kind vond je een puntenslijper ’t fijnst.
Ze waren ingebouwd onder in een poesje
Of zo. Dat vond je niet zo gauw.
Er zat een inktlap aan. Die moest je
Helpen als je vlekken had gemaakt.
Van kindsbeen af heb je ’n beeld behouden,
Dat, toen je eens verloren was geraakt
In een wild bos, een vrouw, wat ouder,
(Het kon een heks zijn) zo een van binnen
Ingebouwde slijper aan je gaf.
En zei: Van nu af aan zijn we vriendinnen.
En zei: Het zijn de dingen van je graf.
Gerrit Komrij
Lecompte staat bekend als een dichteres van breed uitwaaierende gedichten. Het sonnet is een vorm van beperkingen maar dit is een breed uitwaaierend sonnet, al is het voor Lecomptes doen enorm ingesnoerd. Er is geen metrum, er is niet overal rijm, de regels zijn eerder zinnen dan regels, maar er zijn heel veel klankeffecten en er is heel veel syntactische parallellie tussen de regels. Dat maakt het, vind ik, heel sterk.
Zoals veel van Lecomptes gedichten klinkt dit sonnet op het eerste gezicht vooral absurdistisch: de lange regels die rijmen op keren, smeren en introduceren zouden bijna door De Schoolmeester geschreven kunnen zijn, maar is het inhoudelijk eerder een nachtmerrie, waarin de ik praat tegen allerlei vreemde mannen zonder naam die ook uiteindelijk niet in de bioscoop blijken te zijn, de ik is eenzaam, zelfs haar moeder is weggelopen, en de ik heeft zich eigenlijk niet onder controle, en ze wordt de hele tijd belaagd. Door al dan niet reële mannen.
Er komen afgezien van de boertige ploerten en niet bestaande narren, vijf mannen in het gedicht voor en twee vrouwen: een moeder die ‘blozend’ is weggegaan, en een ‘tragische koorddanseres’ die ‘gered’ wordt, maar wel als de ik al op een terras zit. Van vrouwelijke solidariteit is weinig te merken.
Het is een nachtmerrie in veertien regels – het soort boze droom waaruit je ontwaakt, bijvoorbeeld in de nabijheid van ‘de oude boogschutter’, een terugkerende figuur in Lecomptes werk, en het echte leven ondanks de makreel even onheilspellend blijkt als de enge droom.
• Marc van Oostendorp
• Leest allemaal de Onze Taal. Of Zone 5300.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://high5.nl/minimalist/?l=laurensjzcoster
Fijn verhelderend commentaar van Marc van Oostendorp, want soms verdwaal ik in de nieuwere gedichten. Alleen jammer dat iemand die zo met taal bezig is in de laatste regel "dan" schrijft terwijl het toch echt in dit geval "als" moet zijn.
BeantwoordenVerwijderenMady Lengkeek