donderdag 7 oktober 2021

Jopie Breemer • Ode op 'de'

Het is ‘Week van het Nederlands’, en daarom deze week vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als laatste: ‘Ode op ‘de’’ van Jopie Breemer, over een veelomvattend algetal.


Ode op ‘de’

O! ‘De’, gij woord, dat zo alleen
Betekent niets, wat zeg ik, neen
Alleen betekent ‘De’ het al
Een veelomvattend algetal.
Dat woordje met een woord erachter
Maakt dit soms sterk en somtijds zachter.
Maar zonder ‘De’ kunnen wij niet
Waar ‘De’niet is, daar is geen lied
En zonder ‘De’ ook niet deez ode
En daarom heil gij ‘De, o, o, ‘De’.


Jopie Breemer (1875-1957)
uit: De ontboezemingsbundel van Jopie Breemer (1913)




woensdag 6 oktober 2021

Jacqueline van der Waals • Woorden

  Het is ‘Week van het Nederlands’, en daarom deze week vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als vierde: ‘Woorden’ van Jacqueline van der Waals, over de taal als middel om de werkelijkheid te benoemen (en daarmee het wonder stuk te maken). (Naar Rainer Maria Rilke’s ‘Ich fürchte mich so vor der Menschen Wort’.)


Woorden

Ik wantrouw het woord, een mensch, dat praat,
Het weet van alles het hoe en waarom;
Daar is op aarde geen heiligdom,
Waar niet het woord naar binnen gaat.

En dit heet ‘huis’ en dat heet ‘hond’
En dit heet ‘God’ en dat ‘gebed’,
En noemt men iets, dan weet men het,
En nergens is meer heilige grond.

Der menschen woord raakt alles aan.
— En dan verstomt der dingen lied, —
Hun tuin grenst vlak aan Gods gebied ....
Ik waarschuw: blijf van verre staan,

En nader niet met een naam, met een woord,
De juiste term, de gave zin,
Het doode lichaam ligt er in
Der dingen, die men heeft vermoord.


Jacqueline van der Waals (1868-1922)
uit: Iris (1918)





dinsdag 5 oktober 2021

P.A. de Génestet • Spreekwoordjes

 Het is ‘Week van het Nederlands’, en daarom deze week vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als derde: ‘Spreekwoordjes’ van P.A. de Génestet, over bestaande en zelfverzonnen wijsheden.


Spreekwoordjes

Dorst maakt van de frissche stroomen,
Die den wandlaar doen bekomen
Van de hitte van zijn pad,
Meer dan kostlijk druivennat;
Honger stooft de rauwste blaêren,
Harde boonen maakt hij zoet;
Slaap schudt veêren van de varen,
En maakt nacht van middaggloed;
Zuinigheid maakt eerlijke armen,
Arbeid alle menschen rijk:
Mededoogen en erbarmen
Maakt het schepsel God gelijk.
Kleine handen, reine tanden
Maken alle meisjes mooi;
Liefde tooit de barste stranden,
Maakt een hemel van een kooi;
Witte dassen, witte haren
Pruikjes maken dominees
Van wie vroeger losser waren
Dan studenten op een sjees;
Geld maakt uil en aap en ezel
Burgemeester, man van staat;
Wijn maakt d’ allerfijnsten kwezel
Tot een wakkren kameraad;
Zoute scherts maakt flauwe spijzen
Hartig, water-wijntjes fijn;
Eetlust, kippen tot patrijzen,
En ‘een broodje’ tot festijn;
Gouden knoopen, modekleêren
Maken mof en intrigant
Vette hanzen, groote heeren;
Twintig leugentjes — een krant.
Van gebrek aan krakelingen
Maakt u de angst een hongersnood;
Praatjes maken menschen dood,
Die nog vrij door ’t leven springen;
Onbeschaamdheid maakt een nul
Nommer-éen in ’t wereldspul;
Lucht maakt kranken tot gezonden:
Edukatie maakt de honden,
De aapjes in de kermistent,
Bijna menschen van talent;
Onze tijd maakt diplomaten,
Filozofen, demokraten,
Van mijn kruier en mijn ‘Jan:’ —
Maar geen kist vol ridderstarren
Maakt van vijf-en-twintig narren
Ooit één knap, verstandig man.

(1849)

P.A. de Génestet (1829-1861)





vrijdag 1 oktober 2021

Hans Andreus • Eenvoudige semantiek

Het is ‘Week van het Nederlands’, en daarom deze week vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als tweede het korte maar intrigerende ‘Eenvoudige semantiek’ van Hans Andreus.


Eenvoudige semantiek

Ik ben benieuwd naar,
maar ook bang voor,
het meervoud van bijvoorbeeld
stoelen.


Hans Andreus (1926-1977)







Adriaan Morriën • Babel

 •• In de ‘Week van het Nederlands’ vijf gedichten over (de Nederlandse) taal. Als eerste: ‘Babel’ van Adriaan Morriën, over taal die stilvalt. Ietwat woordspelerig — maar met twee mooie laatste regels.


Babel

De taal ontbladert en vergaat:
naamwoorden worden van hun stam ontdaan,
lidwoorden tot de vaderen vergaderd.

Werkwoorden zijn niet sterk genoeg
om deze stilte te weerstaan.

Bij noodwet wordt bepaald
welk zinsverband gehandhaafd blijft
op straffe van zijn ondergang.

Grote gebieden zijn verstomd,
ontvallen aan de waan
van vroegere betekenis.

Elk woord wordt radeloos vertaald
totdat het leeg geworden is.


Adriaan Morriën (1912-2002)