vrijdag 21 januari 2011

Jan Prins -- De ploegers

= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =


* dbnl
* wikipedia










De ploegers

De trotsche paarden trekken
het glimmend ijzer door den grond
en doen met kluiten, malsch en rond,
den akker zich bedekken.

Eén man staat aan den ploeg
en één ziet, dat het recht gaan zal,
en beiden hebben zij aan al
hun aandacht niet genoeg.

Dan komt het tot een draaien,
de wijde zee van klei weer in.
De paarden houden even in.
De lange manen waaien.

De hooge koppen nijgen
zich neder tot de zware klei.
De luie modder zijgt opzij.

En de twee mannen zwijgen.


Jan Prins (1867-1948)
uit: Tochten (1911)






* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://lists.freeteam.nl/mailman/listinfo/coster-l

1 opmerking:

  1. Een mooi gedicht maar ik vind het jammer dat het landbouwkundig niet helemaal klopt. Als je op kleigrond aan het ploegen bent ontstaan er geen ronde kluiten die zeker niet mals smaken. Een als klei modder geworden is kun je niet ploegen en ontstaan er geen kluiten. Dat er twee man aan het ploegen zijn vind ik vreemd. Maar dat zou ergens kunnen voorkomen. De boer als opzichter en de knecht die ploegt, dat kan voorkomen.

    BeantwoordenVerwijderen